Lezen: Nieuwsbegrip week 41 2019 'Zet je licht aan!'

• NT2
• Middelbare school
• vmbo b
• Leerjaar 1

Lezen non fictie

Lezen non fictie

Zet je licht aan!

Week 41  2019

Programma

1)  Voorkennis ophalen (wat weet je al?).

2)  Video bekijken.

3)  Docent leest een deel van de tekst hardop denkend voor

     en lost onduidelijkheden op. Daarna doen twee leerlingen dat ook.

4)  Leerlingen werken in een groepje en lezen om de beurt

     een deel van de tekst hardop denkend voor en lossen

     onduidelijkheden op.

5)  Terugkijken naar de doelen.

Doelen

1) Je kunt hardop denken tijdens het lezen.

2) Je kunt onduidelijkheden in de tekst oplossen door:

A) woordraadstrategieën te gebruiken;

B) en/of door het woord op te zoeken in het woordenboek

3) Je kunt respectvol samenwerken.

Kies een antwoord en ga bij de muur of bij het raam staan.
De fietslamp aan de achterkant van de fiets moet wit (of geel) zijn.

1. < ja
2. nee >

Kies een antwoord en ga bij de muur of bij het raam staan.
De lampjes op je fiets mogen knipperen.
(aan-uit-aan-uit ...)

1. < ja
2. nee >

Kies een antwoord en ga bij de muur of bij het raam staan.
Jongeren tussen 12 en 16 jaar kunnen 60 euro boete krijgen als ze geen licht hebben in het donker.

1. < ja
2. nee >

Kies een antwoord en ga bij de muur of bij het raam staan.
Ik heb een wit (geel) lampje en een rood lampje op mijn fiets. De lampjes werken.

1. < ja
2. nee >

Schema woordraadstrategieën

Is het mogelijk om de betekenis van het onbekende woord af te leiden uit de afbeelding, de tekst of het woord? Voorspel de betekenis. Check zo nodig de betekenis. Kijk in het woordenboek. Klopt de voorspelling?

afbeel-ding	uitleg in de tekst	syno-niem	tegen-stelling	voor-beeld	woord	niet in de tekst	Klopt het?
							ja/nee

Schema woordraadstrategieën

Bellen of appen op je fiets? Vanaf 1 juli mag het niet meer. 

Vanaf die tijd is het verboden. Doe je het toch? 

Dan krijg je een boete.

afbeel-ding	uitleg in de tekst	syno-niem	tegen-stelling	voor-beeld	woord	niet in de tekst	Klopt het?
							ja/nee

Doelen 1) Je kunt hardop denken tijdens het lezen. 2) Je kunt onduide-lijkheden in de tekst oplossen. 3) Je kunt respectvol samenwerken.

Werkwijze 1) Lees allemaal de alinea in stilte.

2) Zet een streep onder onduidelijkheden, zoals onbekende woorden.

3) Één leerling leest hardop denkend de alinea, voorspelt de betekenis

    van onbekende woorden en gebruikt daarbij het schema.

4) De opzoeker checkt de betekenis in het digitale woordenboek.

5) Schrijf de woorden in je woordenschrift.

6) Lees allemaal opnieuw de alinea in stilte.

Hulp De docent loopt rondes. Tijd ____ minuten. 

Klaar Leer de woorden. Overhoor elkaar. Lees de tekst opnieuw.

Verwerking Noem nieuwe woorden en leg de betekenis uit.

Taken tijdens het samenwerken

Voorzitter  1) Zorgt ervoor dat de leerlingen de werkwijze volgen. 

2) Geeft beurten. 

3) Zorgt ervoor dat iedereen meedoet.

Tijdbewaker  Let op de tijd. Zorgt er samen met de voorzitter voor dat er doorgewerkt wordt.

Sfeerbewaker  Zorgt ervoor dat er respectvol samengewerkt wordt.

Opzoeker Zoekt de woorden op in het digitale woordenboek.

Vragen?

Heb je nog vragen?

Doelen

1) Je kunt hardop denken tijdens het lezen.

2) Je kunt onduidelijkheden in de tekst oplossen door:

A) woordraadstrategieën te gebruiken;

B) en/of door het woord op te zoeken in het woordenboek.

3) Je kunt respectvol samenwerken.

Ik kan hardop denken tijdens het lezen.

1. Ja
2. Ik heb nog een beetje hulp nodig.
3. Ik heb nog veel hulp nodig.

Ik kan de betekenis van een onbekend woord voorspellen en daarbij het schema met woordraadstrategieën gebruiken.

1. Ja
2. Ik heb nog een beetje hulp nodig.
3. Ik heb nog veel hulp nodig.

Ik vind dat we goed hebben doorgewerkt.

1. Ja
2. Een beetje
3. Nee

Ik vind dat we prettig hebben samengewerkt.

1. Ja
2. Een beetje
3. Nee

Ik vind het onderwerp belangrijk.

1. Ja
2. Een beetje
3. Nee

Programma

1)  Toets woordenschat maken. Toets zelf nakijken.

2)  Tekst opnieuw lezen.

3)  In groepjes de opdrachten maken.

4)  Terugkijken naar de doelen.

Doelen

1) Je kunt informatie geven over verlichting op de fiets.

2) Je kunt respectvol samenwerken.

Taken tijdens het samenwerken

Voorzitter  1) Zorgt ervoor dat de leerlingen de werkwijze volgen. 

2) Geeft beurten. 

3) Zorgt ervoor dat iedereen meedoet.

Tijdbewaker  Let op de tijd. Zorgt er samen met de voorzitter voor dat er doorgewerkt wordt.

Sfeerbewaker  Zorgt ervoor dat er respectvol samengewerkt wordt.

Opzoeker Zoekt de woorden op in het digitale woordenboek.

Doelen 1) Je kunt informatie geven over verlichting op de fiets. 

2) Je kunt respectvol samenwerken.

Opdrachten maken​.  Maak opdracht ______________

1) De voorzitter zegt welke leerling een opgave mag lezen.

2) Alle leerlingen zoeken het antwoord in de tekst.​

3) De leerling die aan de beurt is, geeft antwoord.​

4) De leerlingen bespreken samen het antwoord en schrijven hetzelfde

    antwoord op.

Hulp nodig? De docent loopt rondes.​ Tijd: ____ minuten.

Klaar? a) De tekst opnieuw lezen.​ b) De informatie (zie doel 1) aan elkaar presenteren.

Opdracht

1) Je werkt bij de politie. Je controleert de fietsers.

2) Een fietser moet stoppen als hij of zij geen verlichting

    heeft op de fiets.

3) Vertel waarom verlichting op de fiets nodig is.

4) Vraag de fietser hoe oud hij of zij is.

5) Geef een bekeuring. Vertel hoeveel boete de fietser moet

     betalen.

Doelen

1) Je kunt informatie geven over verlichting op de fiets.

2) Je kunt respectvol samenwerken.

Ik kan informatie geven over verlichting op de fiets.

1. Ja
2. Een beetje
3. Nee

Ik vind dat we goed hebben doorgewerkt.

1. Ja
2. Een beetje
3. Nee

Ik vind dat we prettig hebben samengewerkt.

1. Ja
2. Een beetje
3. Nee