Hv2t Grammatica 6: redekundig ontleden, deel 1

Welkom hv2t
1 / 30
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 30 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Welkom hv2t

Slide 1 - Diapositive

10 minuten lezen

Slide 2 - Diapositive

Programma
  1. 10 minuten stil lezen
  2. Zijn er nog vragen over taalkundig ontleden?
  3. Redekundig ontleden, leerdoel en opfrissen theorie--nodig?
  4. redekundig ontleden, nakijken opdracht 1 , blz 26
  5. redekundig ontleden, maken opdracht 2-3-4
  6. Afsluiting en vooruitblik - boekopdracht

Slide 3 - Diapositive

Redekundig ontleden
persoonsvorm
onderwerp
werkwoordelijk gezegde

Slide 4 - Diapositive

Wat is de allereerste stap als je een zin gaat ontleden?
A
Hard huilen
B
De zin in zinsdelen verdelen
C
Het onderwerp zoeken
D
De persoonsvorm zoeken

Slide 5 - Quiz

Op welke manier kan je de persoonsvorm uit de zin halen?

Slide 6 - Question ouverte

De leerlingen gaan de leerstof van redekundig ontleden herhalen.
Wat is de persoonsvorm?

Slide 7 - Question ouverte

Strepen tussen zinsdelen
Als je de pv gevonden hebt, zet je strepen tussen de zinsdelen.
Dit doe je zo:
  1. Zet een streep voor en achter de pv.
  2. De woorden die voor de pv staan vormen één zinsdeel.
  3. Plaats steeds een ander woord of groepje woorden voor de pv, dus verander de volgorde van de zin.
  4. De woorden die bij elkaar voor de pv kunnen staan, vormen steeds één zinsdeel. Zet strepen tussen deze zinsdelen, zie ook blz 192!

Slide 8 - Diapositive

Waar horen de strepen te staan?
In (1) de (2) klas (3) lachen (4) de (5) leerlingen (6) om (7) een (8) grap (9) van (10) de (11) docent.
A
Op plaats 1, 3, 4, 6 en 9.
B
Op plaats 3, 4 en 6
C
Op plaats 4, 6, 7 en 9
D
Op plaats 3, 6, 7 en 9

Slide 9 - Quiz

Waar of niet waar:
Als je het onderwerp van de zin wilt weten,
stel je de vraag 'Wie/wat +pv?'. (zie blz 193)
A
Waar
B
Niet waar

Slide 10 - Quiz

Wat is het onderwerp van deze zin:
Gisteren heeft Tara de dure vaas op de grond laten vallen.
A
Heeft
B
De dure vaas
C
Tara
D
Gisteren

Slide 11 - Quiz

 Bespreek met de kennis van nu de antwoorden van opdracht 1 met je klasgenoot
Vragen?
Maak opdracht 2-->

Snap je het? dan mag je verder met je huiswerk opdracht 3 en 4!
Vind je het lastig, dan oefenen we nog even verder!





Slide 12 - Diapositive

Opdracht 1
a.    Persoonsvorm: treedt op                               Onderwerp: De Britse komiek
b     Persoonsvorm: zal                                            Onderwerp: De spelshow over wetenschap
c     Persoonsvorm: voorspelden                        Onderwerp: de kenners
d     Persoonsvorm: komt                                       Onderwerp: de grootste dino-expositie van Europa
e     Persoonsvorm: stapt over                             Onderwerp: Uber
f     Persoonsvorm: zal                                             Onderwerp: Het aantal mantelzorgers in Nederland
g    Persoonsvorm: hebben                                   Onderwerp: ‘Gezellig’ Breda en ‘bruisend’ Almere
h    Persoonsvorm: heeft                                       Onderwerp: de politie


Slide 13 - Diapositive

Opdracht 2
a     De Britse komiek / treedt / vanavond / op / in theater De Effenaar in Eindhoven.
b    De spelshow over wetenschap / zal / een derde seizoen / krijgen.
c    In de uitzending / voorspelden / de kenners / een spannende ontknoping van het wielerseizoen.
d    Deze zomer / komt / de grootste dino-expositie van Europa / naar Jaarbeurs Utrecht.
e    Uber / stapt over / op nieuwe zelfrijdende auto’s.


Slide 14 - Diapositive

Opdracht 2
f    Het aantal mantelzorgers in Nederland / zal / de komende twintig jaar / ruimschoots / halveren / als gevolg van de versnelde vergrijzing.

g    ‘Gezellig’ Breda en ‘bruisend’ Almere / hebben / de beste binnensteden.

h    Bij een inval in Utrecht / heeft / de politie / wapens en gestolen politiekleding / gevonden.

Slide 15 - Diapositive


Wat is het werkwoordelijk gezegde?
A
De persoonsvorm
B
Het voltooid deelwoord
C
Alle werkwoorden in de zin behalve de pv. persoonsvorm.
D
Alle werkwoorden in de zin.

Slide 16 - Quiz

Wat is het werkwoordelijk gezegde in de zin:

'Ik kan het werkwoordelijk gezegde van een zin benoemen'.
A
ik
B
kan
C
kan benoemen
D
het werkwoordelijk gezegde van een zin

Slide 17 - Quiz

Zinsontleding
pv/wg
ow
 Op zondagmiddag 
heb
 ik
gepast
 op mijn buurmeisje.

Slide 18 - Question de remorquage

Zinsontleding
pv/wg
ow
graag 
zouden 
De ouders van mijn klasgenoot
willen
naar Spanje
emigreren.

Slide 19 - Question de remorquage

Maken opdracht 3 & 4

Slide 20 - Diapositive

Afsluiting en vooruitblik  

 Woensdag 29januari schrijfopdracht boek 2
Spelen met tijd (en ruimte)  fictie 22 & 23
Schrijfvaardigheid 9 & 10
Feedback vorige opdracht

Denk aan het meenemen van je leesboek en laptop. Je mag ook je kernboek erbij houden.



Slide 21 - Diapositive

Opdracht 3
    a      werd aangescherpt
    b    had plaats zullen vinden
    c     is gedaald
    d    werd vrijgesproken
    e     Heb te doen
    f    voelen zich gepasseerd
    g    zou zich hebben verloofd
    h    maakt

Slide 22 - Diapositive

Opdracht 4 nakijken
Zin 1: Stefan (52) wil graag correct Nederlands spreken.
pv: wil, o: Stefan, wg: wil spreken
Zin 2: Hij herhaalt daarom veelgemaakte taalfouten.
pv: herhaalt, o: hij, wg: herhaalt
Zin 3: Daarmee wil hij in het Groene Boekje komen.
pv: wil, o: hij, wg: wil komen
Zin 4: Je moet steeds overnieuw dezelfde fouten maken.
pv: moet, o: je, wg: moet maken
Zin 5: Dan mogen die na verloop van een zekere tijd ook.
pv: mogen, o: die, wg: mogen





Slide 23 - Diapositive

Opdracht 4 nakijken
Zin 6: Veel mensen praten de helft van de tijd fout Nederlands.
pv: praten, o: veel mensen, wg: praten
Zin 7: Vorige week dacht ik ineens bij mezelf.
pv: dacht, o: ik, wg: dacht
Zin 8: ik moet actie ondernemen.
pv: moet, o: ik, wg: moet ondernemen
Zin 9: Sindsdien probeert Stefan zich niet meer aan de officiële taalregels te houden.
pv: probeert, o: Stefan, wg: probeert zich te houden
Zin 10: Ik optelefoneer m’n vrienden.
pv: optelefoneer, o: ik, wg: optelefoneer





Slide 24 - Diapositive

Opdracht 4 nakijken
Zin 11: Ik ben op me werk.
pv: ben, o: ik, wg: ben
Zin 12: Met een collega bepraat ik een babbeltje.
pv: bepraat, o: ik, wg: bepraat
Zin 13: Ik doe voor niemand geen moeite meer.
pv: doe, o: ik, wg: doe
Zin 14: En ik maak er geen vlieg kwaad mee.
pv: maak, o: ik, wg: maak\
Zin 15: Want al die taalveranderingen kosten niet duur.
pv: kosten, o: al die taalveranderingen, wg: kosten





Slide 25 - Diapositive

Opdracht 7 nakijken
a Lijdend voorwerp: fors meer gevallen van verzekeringsfraude
b Lijdend voorwerp: overmatige belangstelling voor het weer
c Lijdend voorwerp: kortzichtigheid
Meewerkend voorwerp: de werkgevers
d Lijdend voorwerp: zijn kunstcollectie
Meewerkend voorwerp: het Stedelijk Museum
e Lijdend voorwerp: de overwinning
Meewerkend voorwerp: zijn team
f Lijdend voorwerp: een penalty
Meewerkend voorwerp: hem

Slide 26 - Diapositive

Opdracht 8 nakijken
a vorig jaar
b nooit
c -
d -
e in de 89e minuut, met een magnifiek doelpunt
f vijf minuten daarvoor, door een scheidsrechterlijke dwaling

Slide 27 - Diapositive

Steek het aantal vingers omhoog van je keuze.
Hoe ging het huiswerk?
1 Goed, bijna geen fouten.
2 Redelijk, ik vind sommige onderdelen nog lastig.
3 Slecht, ik snap er niets van.

Slide 28 - Sondage

Steek het aantal vingers omhoog van je keuze.
Wat ga je aankomende 20 minuten doen?
1 Ik wil extra oefenen met redekundig ontleden en ga opdr. 10 op p. 29 maken en daarna nakijken.
2 Ik ga een samenvatting maken van par. 5 en 6 voor aankomende toets.
3 Ik ga een oefentoets maken over par. 5 en 6 voor aankomende toets.

Slide 29 - Sondage

Afsluiting en vooruitblik
Volgende week: zie SOM voor wat je kunt doen tijdens de lessen. 


Volgende les: maandag 12 februari
  • Huiswerk: leren p. 186-195 (voorzetselvoorwerp niet)
  • Meenemen: leesboek, boek, schrift, pen en LAPTOP
  • Programma: grammatica 20

Slide 30 - Diapositive