oefentoets h1

oefentoets h1

Het symbool voor zwaartekracht is

1. F
2. F​z​​
3. F​v​​
4. F​s​​

Wat is de formule voor de zwaartekracht

1. F = m/g
2. F = m + g
3. F = m·g
4. F = m - g

Op een voorwerp van 1 kg werkt de zwaartekracht.
Hoe groot is de zwaartekracht?

1. 0,1 N
2. 0,981 N
3. 10 N
4. 9.81 N

Wat is de zwaartekracht op een tennisbal van 56 gram?

1. 548,8 N
2. 5,7 N
3. 0,549N
4. 0,57N

Bereken de zwaartekracht van een kist van 6,2 kg.

Bereken de zwaartekracht op een voetbal van 250 gram.

wat is het aangrijpingspunt?

1. de voeten van de mannetjes
2. de handen van de mannetjes
3. de punt aan de bovenkant van de pijl
4. de punt aan de onderkant van de pijl

Hoe heet het aangrijpingspunt van de zwaartekracht?

1. zwaartepunt
2. gewichtspunt
3. aantrekkingspunt

De punt op de steen is het aangrijpingspunt. Welke kant zou de pijl op getekend moeten worden?

1. naar boven
2. naar rechts
3. naar beneden
4. naar links

Stelling:
Hefbomen hebben altijd een draaipunt.

1. Waar
2. Niet waar

Het draaipunt zit bij punt

1. P
2. Q
3. R

Een skateboarder wil zijn
board weer op vier wielen zetten.

Welke letter geeft de plaats
van het draaipunt van het
skateboardt het best weer?

               Welke hefboom geeft de meeste kracht? 

1. Hefboom A
2. Hefboom B
3. Hefboom C
4. geen van alle

Wat is de functie van een hefboom?

1. Een hefboom is een krachtversterker
2. Een hefboom is een krachtverslapper
3. Een hefboom is een grotere arm

Wat is GEEN hefboom?

1. Schaar
2. Hamer
3. Tuinslang
4. Breekijzer

Een hefboom heeft een punt waar de hefboom om kan draaien.
Hoe heet dat punt?

1. het middelpunt
2. het draaipunt

Een kruiwagen is een hefboom met een last in het midden?

1. Ja
2. Nee

Veel werktuigen zijn hefbomen.

Wat speelt bij een hefboom een belangrijke rol?

1. Afstand tot het draaipunt
2. Grootte van beide krachten
3. De grootte van het draaipunt
4. Zowel de grootte van de krachten als de afstand tot het draaipunt

Om bij een hefboom evenwicht te krijgen moet:

1. De kracht met de klok mee gelijk zijn aan de andere kracht met de klok mee.
2. Het krachtmoment met de klok mee gelijk zijn aan het krachtmoment tegen de klok in
3. De massa aan beide zijden gelijk zijn.
4. Geen van bovenstaande antwoorden.

De hefboom is in evenwicht.Bereken het gewicht aan de rechterzijde

1. 360 N
2. 120 N
3. 60 N
4. 40 N

Is deze hefboom in evenwicht?

1. Ja, de hefboom is in evenwicht
2. Nee, draait naar links
3. Nee, draait naar rechts

F bij hefboom a is

1. 64 m
2. 9,0 Nm
3. 0,090 mN
4. 9,0 N

F bij hefboom a is

1. 64 m
2. 9,0 Nm
3. 0,090 mN
4. 9,0 N

Je ziet een hefboom waaraan gewichtjes zijn bevestigd. Alle gewichtjes zijn gelijk.

Wat zal er met de hefboom gebeuren?

1. De hefboom is in evenwicht en zal niet draaien.
2. De hefboom zal linksom draaien.
3. De hefboom zal rechtsom draaien.
4. De hefboom draait naar links en naar rechts

Bereken de Fz van vader.

noteer formule, gegevens en berekening

oefentoets h1

In een takel zitten meerdere katrollen.

1. Waar
2. Niet waar

Je ziet drie takels
wat is waar?

1. afbeelding c heeft drie vaste katrollen
2. afbeelding b heeft 5 touwen
3. afbeelding a heeft 3 vaste katrollen
4. afbeelding c heeft 7 touwen

Je ziet maar de helft van een takel met 6 katrollen er lopen 12 kabels omhoog.
Stel de lastkracht is 1200kN.
Wat is de werkkracht?

1. 100 kN
2. 200 kN
3. 300kN
4. 600kN

Hoeveel katrollen heb je nodig als je 200N aan kracht levert en je wilt 1200N ophijsen?

1. 1
2. 4
3. 6
4. 8

Uit hoeveel losse katrollen bestaat deze takel

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

18. Een leerling trekt een massablok van 2 kg op.

b. Hoeveel losse katrollen heeft deze takel?

1. 1
2. 2
3. 3
4. 4

De persoon hiernaast tilt zichzelf op.
Kan dit ook in het echt?

1. Ja, maar dat kost meer spierkracht dan in het touw klimmen
2. Nee, als je aan het touw trekt ga je juist naar beneden
3. Ja, door de katrollen heb je minder kracht nodig
4. Nee, je kunt jezelf nooit optillen

Bij Marlies en Geert hangt een katrollamp. De lampenkap kan op en
neer worden bewogen. Het touw beweegt dan langs twee katrollen
(met verwaarloosbaar gewicht). De lamp heeft zwaartekracht van
16 N. Hoe groot moet de zwaartekracht van de metalen cilinder zijn
om de lamp op zijn plaats te houden?

In de figuur wordt een kist van 150 kg omhoog
gehesen met behulp van een aantal katrollen.
Hoe groot is de benodigde trekkracht
op het touw?

Ilja hijst een kast met een massa van 46 kg met een katrol 2 meter omhoog.

Hoe groot is zijn spierkracht en hoeveel meter touw moet hij binnen halen.

tandwiel 3 draait in één seconde 1x rechtsom.

Tandwiel 2 draait dan

1. in 1 seconde sneller rechtsom
2. in 1 seconde langzamer rechtsom
3. in 1 seconde langzamer linksom
4. in 1 seconde sneller linksom

tandwiel 1 draait in één seconde 1x rechtsom.

Tandwiel 2 draait dan

1. in 1 seconde sneller rechtsom
2. in 1 seconde langzamer rechtsom
3. in 1 seconde langzamer linksom
4. in 1 seconde sneller linksom

Wat voor soort overbrenging zie je hier?

1. windas
2. tandwielen
3. riem
4. wormwiel

Als je een kleine tandwiel aan een grote tandwiel vastmaakt, dan..

1. versneld de beweging
2. vertraagd de beweging
3. blijft de beweging constant

Hiernaast zie je een grote set
tandwielen. Wanneer het laatste
tandwiel rechtsom draait zal het eerste
tandwiel

1. rechtsom draaien
2. linksom draaien
3. niet draaien
4. Dat kun je niet uit de tekening aflezen.

Bij een tandwieloverbrenging op een fiets is het tandwiel bij de trappers.................
dan het achtertandwiel.

1. groter
2. kleiner
3. even groot

Geef met een berekening aan hoe vaak het kleinste tandwiel is rond gegaan als de grootste 3 x is rondgedraaid.

Welk tandwiel draait sneller?

A

B

C

1. oranje
2. groen
3. Grijs
4. even snel

De trapper zit 15 cm van de trapas (arm r1),

de straal van het tandwiel is 10cm (arm r2), 

de uitgeoefende kracht op de trapper is 400N(F1). Bereken de spankracht op de ketting

Bij welke spijker hoef je de minste kracht te leveren om hem in het hout te slaan.

A

B

1. Spijker A, door de punt heb je een klein oppervlakte waardoor de uitwerking van de kracht groter is.
2. Spijker A, door de punt heb je een groot oppervlak waardoor de uitwerking van de kracht kleiner is.
3. Spijker B, door de platte onderkant heb je een groot oppervlak en dus grotere uitwerking van de kracht.
4. Spijker B, door de platte onderkant heb je een klein oppervlak en dus een grotere uitwerking van de kracht.

Wanneer wordt de druk groter?

1. Bij een groter oppervlak
2. Bij een kleiner oppervlak
3. De oppervlakte heeft geen invloed

Hoe bereken je de druk

1. oppervlakte x massa
2. oppervlakte x kracht
3. massa : oppervlakte
4. kracht : oppervlakte

Een druk van 10 Pa is even veel als een druk van ..

1. 100 N/m2
2. 10 N / m2
3. 10000 N / m2
4. 0,01 N/m2

Een baksteen met de afmeting 20 x 10 x 5 cm en een massa van 3 kg kun je op drie zijdes neerzetten.

 bereken van de grootste zijde de druk in N/m²

Een baksteen met de afmeting 20 x 10 x 5 cm en een massa van 3 kg kun je op drie zijdes neerzetten.

 bereken van de kleinste zijde de druk in N/m²