L10: Kortfilms vergelijken

• Nederlands
• Secundair onderwijs

• LU: L1 Leesvaardigheid
• CS L1 op SS

• Toets L1: 20 sept.

Verbeter schrijfopdracht

Maak een schrijfdagboek aan.

pag. 98

Geef het grootste verschil tussen een kortfilm en een gewone film.

Waarover denk je dat het verhaal zal gaan?

Snel klaar: oef 3b-c-d in boek.

oefening 4 en 5 (p. 99)

Bespreek met je buur:

- Waarom is de jongen eerst boos als hij ziet dat het hondje gehandicapt is?

- Vond je het einde van het verhaal verrassend? Waarom?

oefening 6 

Heeft de kortfilm je doen nadenken? Heb je gedacht aan een situatie uit je eigen leven?

8. Tijdens het kijken van een film stellen we ons voortdurend vragen.

Noteer nu 2 vragen die doorheen de film in gedachten opdoken.

Welke vragen zijn er opgelost op het einde van de film?

tegenspeler

nevenpersonage

hoofdpersonage

zoontje

moeder

hondje

oefening 10 (p. 100)

1. Nummer de scènes van 1 tot 10.
2. Schrijf naast elke scène in één korte zin wat er gebeurt. 

Ken je een voorbeeld van een verhaal waarbij de chronologie van het verhaal niet van begin tot einde werd gevolgd.

Flashback: de verhaallijn wordt onderbroken en de schrijver voert een lange passage uit het verleden in.

Flasforward: de verhaallijn wordt onderbroken en de schrijver voert een lange passage in die zicht in de toekomst afspeelt.

even herhalen...

• protagonist
• antagonist
• nevenpersonage
• gesloten einde
• flashback
• flashforward
• chronologisch verloop

Bekijk de affiche. Wat zal er gebeuren in de kortfilm?

oefening 3 

Bespreek met je buur en vul je cursus in.

a) Hoe oud schat je het hoofdpersonage in bij de start van de film?

b)  Wat is zijn grote droom?

c)  Hoe wil hij die droom bereiken?

oefening 4 (p. 102)

Verdeel de woorden over 4 groepen.

Woorden:

• die ik nog nooit gehoord heb
• die ik al gehoord heb, maar niet begrijp
• die ik begrijp als ik ze hoor/lees, maar niet gebruik
• die ik begrijp en zelf gebruik

oefening 4 (p. 102)

1. Vergelijk met jouw buur.
2. Leg elkaar de betekenis uit.
3. Zoek de betekenis op van woorden die jullie allebei niet begrijpen.  

Welke eigenschappen passen bij het hoofdpersonage?

mondeling

oefening 5

Vind je het een realistisch verhaal of niet? 

oefening 6 

Noteer 2 vragen die je tijdens de film stelde.

Zijn de vragen beantwoord in de film?

Waarom laat de regisseur ons achter met vragen?

8. Welke boodschap wil de regisseur meegeven?

1. The Present
2. Coin Operated

1. The Present
2. Coin Operated

1. The Present
2. Coin Operated

1. The Present
2. Coin Operated

1. The Present
2. Coin Operated

Verzin een leuke alternatieve titel voor 1. The Present en 2. Coin Operated.

Schrijfoefening 2