Woordsoorten 2 h/v bijwoord, bijvoeglijk naamwoord en voegwoord

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

Die goede speler kan goed schaken.

1. goede = bijwoord goed = bijwoord
2. goede = bijwoord goed = bijvoeglijk nw.
3. goede = bijvoeglijk nw. goed = bijwoord
4. goede = bijvoeglijk nw. goed = bijvoeglijk nw.

Lesdoel

• Je kan de bijvoeglijke naamwoorden eruit halen
• Je maakt kennis met de bijwoorden
• Je herkent de nevenschikkende en onderschikkende voegwoorden

Het weer was erg slecht vandaag.

1. erg is een bijwoord
2. erg is geen bijwoord

Zoek het bijwoord:
Plotseling bewoog hij!

1. bewoog
2. hij
3. plotseling
4. !

Is 'prachtig' in deze zin
een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord?
Julia kan prachtig zingen.

1. bijvoeglijk naamwoord
2. bijwoord

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kat is een goede jager met dodelijk SCHERPE klauwen.

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

In de zin 'De trein rijdt SNEL:

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Bijwoord

Kunnen iets zeggen over:

• een bijvoeglijk naamwoord: Er liggen erg zieke mensen in een ziekenhuis.
• een werkwoord: De scooter rijdt hard.
  
• een ander bijwoord: Hij heeft zijn test bijzonder slecht gemaakt.
  

Plaats: hier, er, daar, rechts, ergens, nergens

Tijd: nu, soms, plotseling, 's morgens, gauw, vanavond, daarna

'Prullenbak-woorden': wel, toch, ook, nog, immers, niet, misschien 

Vraagwoorden: waar, wanneer, waarom, waardoor, waarmee en hoe

 (Verwar het bijwoord niet met het vragend voornaamwoord)

Nevenschikking

De zin bestaat enkel uit hoofdzinnen.

De zinnen worden verbonden door voegwoorden en, maar, want, of.

Elke zin van een nevenschikkend samengestelde zin kun je apart ontleden. Het voegwoord benoem je niet.

Onderschikkend voegwoord

Als je het onderschikkende voegwoord weg zou laten, kun je niet meer twee goedlopende zinnen maken.

Bijwoord of bijvoeglijk naamwoord?
De kleine turnster springt EXTREEM hoog.

1. bijwoord
2. bijvoeglijk naamwoord

Let op!

of  kan zowel een nevenschikkend als onderschikkend voegwoord zijn!

• Zullen we eerst lunchen of zullen we meteen vertrekken?     --> ns.vgw
• Ik wist niet of hij thuis was.    --> os.vgw

Benoem het woord 'of'.
Ik weet niet of ik nog kan komen.

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Noteer of de zin nevenschikkend of onderschikkend
is.

Zullen we gaan hardlopen of wil je liever fietsen?

1. nevenschikkend
2. onderschikkend

Vorig weekend ging Maiko naar Lauwersoog, omdat hij een familieweekend had.

Neven- of onderschikkend?

1. Nevenschikkend
2. Onderschikkend

Wat is het voegwoord in deze zin en hoe noem je dit voegwoord?

Ik blijf thuis vandaag, want ik ben ziek.

1. Want, nevenschikkend voegwoord
2. Want, onderschikkend voegwoord
3. Vandaag, nev. voegwoord
4. Vandaag, ond. voegwoord

Volgend jaar ga ik kamperen, of ik ga met de caravan weg

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Ik was de groenten, terwijl zij het vlees bakt.

1. nevenschikkend voegwoord
2. onderschikkend voegwoord

Tips 

1. Bekijk de theorie

2. Websites om te oefenen:

     www.cambiumned.nl 

     www.jufmelis.nl

     www.redekundig.nl (taalkundig)

3. Filmpjes om naar te kijken