Les 50 (06-06)

Cours du 06-06
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
FransMiddelbare schoolvwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

Cours du 06-06

Slide 1 - Diapositive

Programme
  • Presentie
  • Lesdoelen
  • Nakijken:
      Paragraaf (E), F, H
  • Herhalen 
      - Vragen stellen in het Frans
      - Werkbladen
  • Tâche
  • Au travail!
  • Devoirs


Slide 2 - Diapositive

Lesdoelen
Na de les...

...kun je vragen stellen in het Frans over 
   iemand zijn levenstijl.

...kun je een verhaal tekenen over iemand 
   die ziek is.


Slide 3 - Diapositive

Nakijken



Nakijken. Open je boek op p.30-33 en p.36-38.



Slide 4 - Diapositive

Herhalen
Laten we eens kijken hoeveel jullie nog onthouden hebben van de vraagzinnen in het Frans. 

Schrijf je in, in LessonUp en beantwoord de vragen. 

Slide 5 - Diapositive

In welke 2 categorieën kun je vraagzinnen verdelen?

Slide 6 - Question ouverte

Met en zonder vraagwoorden
Je kunt de vraagzinnen opdelen in twee categorieën:
- Vraagzinnen zonder vraagwoorden.
- Vraagzinnen met vraagwoorden. 

Deze vraagzinnen kun je per categorie op 2 manieren vragend maken. 

Slide 7 - Diapositive

Op welke 2 manieren kun je, zowel bij een zin met vraagwoord als zonder vraagwoord, een zin vragend maken?

Slide 8 - Question ouverte

Zonder vraagwoorden:
- Zet er een vraagteken achter:
  Tu manges bien?
  Tu fais du sport trois fois par semaine?

- Zet de woord combinatie 'est-ce que' 
  vooraan in de zin:
  Est-ce que tu manges bien?
  Est-ce que tu fais du sport trois fois par 
  semaine?
Met vraagwoorden:
- Zet het vraagwoord (meestal) vooraan in 
  de zin en zet er een vraagteken achter:
  Comment tu manges bien?
  Pourquoi tu fais du sport trois fois par semaine?

- Zet 'est-ce que' er tussen:
  Comment est-ce que tu manges bien?
  Pourquoi est-ce que tu fais du sport trois fois   
  par semaine?

Slide 9 - Diapositive

Waar moet je op letten wanneer je met 'est-ce que' werkt?

Slide 10 - Question ouverte

Let op!
'Est-ce que' werkt net zoals de l', de n' en de j'. Of te wel: de 'e' van 'que' verdwijnt zodra er een woord met een klinker of stomme h volgt:

Est-ce qu'il est sportif?
Pourquoi est-ce qu'elle est malade?
Est-ce qu'Anna mange bien?

Slide 11 - Diapositive

Wat is de zinsvolgorde bij vraagzinnen met 'Est-ce que' in categorie 1?

Slide 12 - Question ouverte

Wat is de zinsvolgorde van de vraagzinnen in categorie 2 die 'Est-ce que' in de zin hebben staan?

Slide 13 - Question ouverte

Zinsvolgorde 'est-ce que'
In een zin zonder vraagwoord komt 'est-ce que' altijd voor in de zin. 
- Est-ce que nous sommes en bonne santé?

In een zin met vraagwoord komt 'est-ce que' vaak als tweede element in de zin. Vaak na het vraagwoord.
- Qui est-ce que manges beaucoup de légumes?

Slide 14 - Diapositive

Maak de volgende zin vragend, gebruik geen vraagwoord, wel een vraagteken:

Il aime faire du sport.

Slide 15 - Question ouverte

Maak de volgende zin vragend, gebruik geen vraagwoord, wel een 'est-ce que':

Sophie et Ella mangent des fruits.

Slide 16 - Question ouverte

Maak de volgende zin vragend, op een manier vragend. Gebruik geen varagwoord:

On bouge beaucoup.

Slide 17 - Question ouverte

Welk vraagwoord kun je gebruiken in de zin?

.....tu reste en bonne santé? Je bouge beaucoup et je mange bien.

Slide 18 - Question ouverte

Welk vraagwoord kun je gebruiken in de zin?

.... ils font comme sport? Ils font du tennis.

Slide 19 - Question ouverte

Tâche
Quele histoire!
Jullie gaan een stripverhaal afmaken. Je vindt het begin van deze strip op p.187. Dit is je begin en knip je uit. Plak dit op het A4 papier wat je van mij gekregen hebt. 
- kijk naar het eerste plaatje en probeer je eens voor te stellen wat er is gebeurd. Waarom 
  ligt de jongen in het ziekenhuis?
- Vul dan het tweede plaatje in van de strip en knip deze uit. Ook deze plak je op je A4. 
- Bedenk nu het vervolg van het verhaal in nog minimaal 4 andere tekeningen. 
- Wees origineel en creatief.
- Gebruik tenminste 1 ontkenning en stel minimaal 2 vragen.
- Gebruik de zinnen uit dit hoofdstuk (of voorgaande hoofdstukken, GEEN Google 
  Translate)

Slide 20 - Diapositive

Au travail!
Maak nu het werkblad over de vraagzinnen. 

Klaar? Ga dan beginnen met de tâche.

Jullie gaan een stripverhaal afmaken. Je vindt het begin van deze strip op p.187. Dit is je begin en knip je uit. Plak dit op het A4 papier wat je van mij gekregen hebt.
- kijk naar het eerste plaatje en probeer je eens voor te stellen wat er is gebeurd. Waarom
  ligt de jongen in het ziekenhuis?
- Vul dan het tweede plaatje in van de strip en knip deze uit. Ook deze plak je op je A4.
- Bedenk nu het vervolg van het verhaal in nog minimaal 4 andere tekeningen.
- Wees origineel en creatief.
- Gebruik tenminste 1 ontkenning en stel minimaal 2 vragen.
- Gebruik de zinnen uit dit hoofdstuk (of voorgaande hoofdstukken, GEEN Google
  Translate)

timer
25:00

Slide 21 - Diapositive

Les devoirs
Leer voca A, B, E en F.

Maak:
- Werkblad vraagstellen in het Frans

Slide 22 - Diapositive