Thema 4: B 2 Prokaryoten

B2: Prokaryoten
klas 4
1 / 45
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 45 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 4 vidéos.

Éléments de cette leçon

B2: Prokaryoten
klas 4

Slide 1 - Diapositive

Terugblik
- Wat is het verschil tussen autotroof en heterotroof?
Wat is het verschil tussen organische en anorganische stoffen?
Hoe kun je testen en zien dat twee organismen tot dezelfde soort horen?

Slide 2 - Diapositive

lesdoelen
Je kan kenmerken van prokaryoten noemen.
Je kan uitleggen wat archaea zijn.
Je kan uitleggen wat plasmiden zijn.
Je kan uitleggen wat de voordelen van bacteriën voor de mens zijn.
Je kan uitleggen wat genetische modificatie is.
Je kan uitleggen wat een virus is: vorm en functie.  
Je kan uitleggen wat een bacteriofaag is: vorm en functie.

Slide 3 - Diapositive

Schrijf op tijdens het kijken van het volgend filmpje:
Noem minstens drie kenmerken van bacteriën.
Hoe planten bacteriën zich voort?
In welke situaties zijn bacteriën heel nuttig?
Hoe heet het 'extra DNA' dat je in bacteriën kunt terugvinden?

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Vidéo

Bacteriën
Kenmerken ?

Slide 6 - Question ouverte

Bacteriën

- Altijd 1-cellig

- Geen celkern

- Celwand



Slide 7 - Diapositive

Hoe planten bacteriën zich voort?

Slide 8 - Question ouverte

Voortplanting prokaryoten
Snelheid afhankelijk van:
  • Temperatuur
  • Voedsel
  • Soort prokaryoot

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Bijzondere eigenschap

Kapsel

  • Bij slechte omstandigheden vormt een bacterie een kapsel
  • Hierdoor kunnen ze overleven

Slide 11 - Diapositive

Hoe heet het 'extra DNA' in een bacterie?

Slide 12 - Question ouverte

Erfelijk materiaal
Bestaat uit cirkelvormig DNA, dat een grote hoeveelheid noodzakelijke informatie bevat. Daarnaast is er vaak een kleine cirkel DNA aanwezig met extra informatie: een plasmide, met bijvoorbeeld resistentie-informatie. Deze kleine cirkel kan makkelijk uitgewisseld worden met andere bacteriën.

Slide 13 - Diapositive

binas 71 M
Een plasmide is een stukje ringvormig DNA

Slide 14 - Diapositive

Probeer zoveel mogelijk technieken/toepassingen te noemen waarbij mensen prokaryoten gebruiken

Slide 15 - Carte mentale

toepassing
Prokaryoten worden gebruikt binnen de biotechnologie: ingezet voor toepassing voor mensen
Denk aan gebruik bij eten of drinken (yoghurt, zuurkool (bacteriën), bier (gist)) of wasmiddelenzymen of medicijnen (insuline productie of enzym voor kaasproductie)

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Waarom zien wij bacteriën dan vaak als negatief?

Slide 18 - Carte mentale

Bacteriën kunnen ook pathogeen zijn: ziekteverwekkend, denk aan ontstekingen. Dit komt doordat bacteriën zich snel kunnen delen bij lichaamstemperatuur. De reactie van het lichaam: koorts, zodat afweer sneller op gang komt en de ziekteverwekker zich minder snel kan delen.
Schimmels ook pathogeen, denk aan zwemmerseczeem.

Slide 19 - Diapositive

Welk middel hebben wij om bacteriën te doden?

Slide 20 - Question ouverte

Slide 21 - Vidéo

Opdracht: Leg in drie stappen uit hoe door het gebruik van een antibioticum na een poosje een populatie van resistente bacteriën kan ontstaan.

Slide 22 - Question ouverte

Slide 23 - Diapositive

Bacteriën
  • Kringvormig chromosoom
  • Plasmiden met genen voor resistentie
  • Meestal heterotroof (cyanobacteriën autotroof)
  • Celwand van peptidoglycaan

Slide 24 - Diapositive

afmetingen bacterie en virus

Slide 25 - Diapositive

virus geen organisme

Slide 26 - Diapositive

bacterie
virus

Slide 27 - Diapositive

Waarom behoort een virus niet tot de
levende wezens?
A
Een virus bestaat niet uit een of meerdere cellen.
B
In een geïsoleerd virus vindt geen stofwisseling plaats.
C
Virussen kunnen niet zelfstandig voortplanten.
D
Alle antwoorden zijn goed.

Slide 28 - Quiz

Levenscyclus virus
levenscyclus van een virus

Slide 29 - Diapositive

Welk type cel infecteert het virus in het voorbeeld?
A
bacterieel
B
dierlijk
C
plantaardig
D
van een schimmel

Slide 30 - Quiz

bacteriofaag virus dat bacteriën infecteert

Slide 31 - Diapositive

Slide 32 - Diapositive

VIRUS INFECTIE
  1. Binnenkomst bij de gastheer
  2. Binden aan een geschikte receptorcel
  3. Omzetten/inbouwen erfelijk materiaal
  4. Rust, of productie nieuwe virussen
  5. Vrijlaten nieuwe virussen

Slide 33 - Diapositive

Overdracht
  • Aanraking
  • Lucht/Druppels (Griep)
  • Vieze naalden
  • Eten (Norovirus, Hep A)
  • Zoenen (Pfeiffer, Herpes)
  • Sex (HIV/Herpes/HPV)
  • Via dieren (SARS, Dengue)

Slide 34 - Diapositive

Slide 35 - Diapositive

Schrijf op!
Noem drie kenmerken van archaea.
Wat is het grootste verschil met bacteriën?

Slide 36 - Diapositive

Slide 37 - Vidéo

Archaea
  • Geen kernmembraan
  • Flagellen
  • Extremofiel
  • Bodem, oceanen, darmen

Slide 38 - Diapositive

Belangrijkste verschil
De celwand en het celmembraan is opgebouwd uit andere materialen/ type vetten

Slide 39 - Diapositive

Slide 40 - Vidéo

Voorbeelden van prokaryoten zijn:
A
vogels
B
bacteriën
C
planten
D
de mens

Slide 41 - Quiz

Welke conclusie kan je trekken uit de figuur?
A
Archaea en bacteriën zijn meer aan elkaar verwant dan archaea en eukaryoten
B
Archaea en eukaryoten zijn meer aan elkaar verwant dan eukaryoten en bacteriën
C
Archaea en bacteriën zijn meer aan elkaar verwant dan archaea en eukaryoten

Slide 42 - Quiz

Prokaryoten zijn cellen met meerdere celorganellen zoals een kern en mitochondria
A
eens
B
oneens

Slide 43 - Quiz

Hoe herkennen we een prokaryoot
A
Ze hebben een celwand
B
Ze hebben geen celmembraan
C
Ze hebben geen celkern
D
Ze hebben geen DNA

Slide 44 - Quiz

Opdrachten maken :-)
opdracht 13 t/m 19

Slide 45 - Diapositive