MVT Vakdidactiek2 week1.1

• Communicatie
• HBO
• Studiejaar 2

MVT vakdidactiek 2

Programma

• Welkom 
• Kennismaking
• Materialen, planning en afronding
• Doelen vakdidactiek 2
• Introductie hoofdstuk 1 
• Afsluiting + volgende bijeenkomsten

Welkom en kennismaking

hoe heet je? welk vak geef je? in welke vorm van onderwijs?

Doelen

• vergroten vakdidactisch & pedagogisch repertoire
• het ‘professioneel’ rekenschap kunnen geven van je handelen.
• een effectief leerklimaat kunnen scheppen

Afsluiting: hoe & wanneer 

Kennistoets

Leer(werk)taken (DPF: integrale toets).

Doelen

• vergroten vakdidactisch & pedagogisch repertoire
  
• het ‘professioneel’ rekenschap kunnen geven van je handelen.
  
• een effectief leerklimaat kunnen scheppen
  

Afsluiting: hoe & wanneer

• Kennistoets
  
• Leertaak (&Groeidossier). 

Kennis toets TEFL 8/9

Gericht op zowel kennis en toepassing van kennis. 

Soorten vragen: 

• Veelal open vragen, een enkele meerkeuze vraag. 
• Een mix van reproductie en toepassing. 
• Toepassing adhv voorbeelden uit methodes en toetsen.  

(zie ook #OO: toetsmatrijs)

Materialen

Handboek Kwakernaak

“Dit boek kan (en wil) docenten, beginnende en ervaren, helpen om zelfstandiger en kritischer om te gaan met leergangen, om zelf beter (aanvullend of vervangend) onderwijsmateriaal te zoeken of te maken om beter beslagen ten ijs te komen als het gaat om het maken van een eigen programma en het kiezen van een leergang daarbij. Een beetje abstract uitgedrukt; het doel is professionalisering van vreemdetalendocenten”.

Met welk van de onderstaande uitspraken ben je het meeste eens?

1. taal is een middel en een vaardigheid
2. taal is een middel en kennis
3. taal is een doel en een vaardigheid
4. taal is een doel en kennis

Werkwijze

Online via MS Teams en Lessonup

Zelfstandig

Chat in Teams voor Q&A

planner

Doelen hoofdstuk 1

• Je (her)kent de 4 taalvaardigheden en deelvaardigheden in leerling materiaal.
• Je kunt aangeven hoe taalfuncties in een communicatieve context met verschillende taalmiddelen tot uiting kunnen worden gebracht.
• Je bent je bewust van het nut van DT=VT en je kunt het effectief inzetten in je onderwijspraktijk. 

Doeltaal = Voertaal? (DT=VT)

welke zin of woord zeg je het meest in de klas in jouw doeltaal?

Inhoud hoofdstuk 1

1.1 vaardigheden en deelvaardigheden

1.2 situaties, rollen, tekstsoorten, (taal) functies, taalhandelingen, taalmiddelen.

1.3 strategieën.

1.1 vaardigheden en deelvaardigheden

Zie schema 1.4 op pagina 28 in boek Kwakernaak

In deze opdracht oefenen de leerlingen vooral met...

1. leesvaardigheid (alle niveaus)
2. leesvaardigheid: deelvaardigheid niv. 9 & 10
3. leesvaardigheid; deelvaardigheid niv. 10 & 11
4. leesvaardigheid: deelvaardigheid niv. 11 & 12

In deze opdracht oefenen de leerlingen vooral met...

1. spreekvaardigheid (alle niveaus)
2. leesvaardigheid en spreekvaardigheid: niv. 5 & 9
3. spreekvaardigheid; deelvaardigheid niv. 5
4. spreekvaardigheid: deelvaardigheid niv. 5, 6 & 7

(vooral) taalproductie oefeningen

Situaties: “je bent op vakantie in Frankrijk en wilt gaan windsurfen…’’ (gefingeerd of echt?)

Rollen: “je bent een verkoper", "je schrijft naar je oma", etc

Tekstsoorten: “winkel gesprek, weerbericht, tijdschriftartikel", etc”

Taalfuncties: “persoonlijke informatie geven, zeggen dat je het leuk vindt, vragen naar de weg", etc. Dit kan met (vaak verschillende) taalmiddelen tot realiteit worden gebracht; “TOP!’’ , "dat is een goed idee", etc.

Je wil met je beste vriend naar de film gaan.

Helaas is er een probleem met de site van de bioscoop. Je belt naar de bioscoop om informatie te vragen over de filmtijden. 

taalmiddelen

situatie

rol(len)

taalfunctie

tekstsoort

strategieën

van welk soort strategie is hier sprake?

1. taalleerstrategie
2. taalgebruiksstrategie

Vervolg

• doe de Socrative: 
• bestudeer hoofdstuk 1 en 2
• noteer eventuele vragen (of zet alvast in de chat)