Insuline prikken BOL

DM en insuline prikken.
1 / 38
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 38 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

Éléments de cette leçon

DM en insuline prikken.

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de officiële benaming voor suikerziekte?
A
Diabetes Type 1
B
Diabetes Type 2
C
Diabetes Naxon
D
Diabetes Mellitus

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is ouderdomsdiabetes?
A
Diabetes type 1
B
Diabetes type 2

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk type diabetes is compleet insulineafhankelijk?
A
Type 1
B
Type 2

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk orgaan maakt insuline aan?
A
alvleesklier
B
milt
C
lever
D
galblaas

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De functie van insuline is:
A
je bloedsuiker verhogen
B
dat glucose van je lichaamscellen naar je bloed kan
C
verlaagt de bloedsuiker spiegel
D
zet je cellen dicht voor glucose

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Insuline slaat op

Glucagon maakt vrij

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Patiënt X heeft een bloedsuiker van 3,3 mmol. Wat doe je?
A
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je dient extra insuline toe.
B
Patiënt X heeft een hypoglykemie. Je dient extra insuline toe.
C
Patiënt X heeft een hyperglycemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro tablet
D
Patiënt X heeft een hypoglykemie. Je geeft je patiënt snelle koolhydraten, bijvoorbeeld een Dextro-tablet.

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Glucosewaardes

Slide 11 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

De opnametijd van insuline
verschilt per injectieplaats.
Waar wordt insuline het
snelst opgenomen?
A
Arm
B
Bil
C
Been
D
Buik

Slide 12 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke symptomen treden doorgaans op bij diabetes?
A
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en tremoren
B
Tremoren, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
C
Dorst, veel plassen, slechte wondgenezing en oogklachten.
D
Alle bovenstaande antwoorden zijn juist.

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Patient, 35 jaar, bekend met diabetes type 1. Glucose waarde 23 mmol/L. De arts zegt: spuit 10 EH extra. Van welk van de onderstaande middelen bedoeld de arts?
A
Levemir
B
Novorapid
C
Metformine
D
Lantus

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Type 1
Eilandjes van Langerhans produceren geen insuline
Vaak bij jonge mensen
Vaak acuut begin
Hoge kans op sterke ketoaccidose
Vaak erg onstabiel

Slide 16 - Diapositive

Insuline is afwezig
Insuline afhankelijke diabetes, eilandjes van Langerhans produceren geen insuline
Vaak bij jonge mensen
Vaak acuut begin
Hoge kans op sterke ketoaccidose
Vaak erg onstabiel
- 1 op de 10 mensen heeft type 1
- Lichaam (alvleesklier) maakt helemaal zelf geen insuline meer aan.
- Afweersysteem vernielt cellen die insuline aanmaken

Toedienen: 31 IE insuline
Voorraad: 100 IE / ml
Hoeveel ml ga je toedienen?
A
0,31 ml
B
3,1 ml
C
6,2 ml
D
0.62 ml

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

waarom bemoeilijkt diabetes de wondgenezing?
A
diabetes verandert de eiwitstructuren en bloedcirculatie
B
diabetes verandert de pijnsensatie en opbouw van de huid
C
hoge bloedsuiker waarde stagneert de wondgenezing
D
alle antwoorden zijn juist

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij minder dan 12 IE troebele(!) insuline in de insulinepatroon neem je een nieuwe pen of insulinepatroon in gebruik!
Waar of onwaar?
A
Juist
B
onjuist

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Patient, 45 jaar. Heeft in de avond 23.00 uur 20EH lantus gespoten. Rond 6 uur in de ochtend wordt zij wakker met braken en diarree en zij wil niet eten. Dit houdt de hele dag aan.
Wat betekent dit voor haar diabetes en bloedglucosewaarde?
A
Zij zal nu hogere bloedglucose waarden hebben de rest van de dag. extra controles en insuline gewenst.
B
Zij zal nu lagere bloedglucose waarden hebben de rest van de dag. Extra controles gewenst.
C
De lantus is inmiddels uitgewerkt, dus dat levert geen acuut probleem op.
D
De lantus is om 11.00 uur am uitgewerkt, tot die tijd moet gecheckt worden op lagere glucose.

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Toedienen: 26 IE insuline
Voorraad: 100 IE / ml
Hoeveel ml ga je toedienen?
A
0.26 ml
B
2.6 ml
C
3,8 ml
D
0.45 ml

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Is het nodig om de huid van de zorgvrager te desinfecteren voordat je inuline toe gaat dienen
A
Juist
B
Onjuist

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wanneer je een subcutane injectie hebt gezet dan moet je de naald nog 10 seconden laten zitten voordat je deze verwijderd? waar of niet waar
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hyperglycemie
Hypoglykemie

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hypo-unawareness
  • 20-25% van de mensen met diabetes type 1
  •  De kans op een ernstige hypo is zes keer groter
Oorzaken/risico's:
  • Impaired awareness
  • recente hypo
  • bijnier werkt minder goed (Addison)
  • gebruik bètablokkers
  • verminderde reactie van glucagon
  • stress

Slide 25 - Diapositive

De hersenen van mensen die hypo’s minder goed voelen aankomen, dus met ‘impaired awareness’, hebben zichzelf aangeleerd om langer dan normaal goed te blijven werken. Ook als ze eigenlijk te weinig glucose aangevoerd krijgen.

Slide 26 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Behandeling Hypoglycaemie
Controleer bij sterk afwijkende waarden en/of twijfel! 
Er kan veel fout gaan bij een bloedglucose bepaling:
  • Is het teststripje niet over de datum?
  • Is het bloedsuikerapparaat geijkt?
  • Zijn de handen gewassen voordat er bloedsuiker geprikt is?


Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Behandeling Hypoglycaemie
BLOEDSUIKERWAARDE <4.0 mmol/l én cliënt is aanspreekbaar, kan slikken (of heeft een sonde):
  • geef  dextro's of
  • geef limonade te drinken 
  • daarna een belegde boterham/pap
  • controleer na 1 uur bloedsuiker of eerder als cliënt buiten bewustzijn raakt. 
  • Als bloedsuiker weer <4.0: stap nog eenmaal doorlopen. 
  • Indien bloedsuiker dan nog <4.0 blijft: overleg arts

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Behandeling Hypoglycaemie
BLOEDSUIKERWAARDE <4.0 mmol/l én cliënt is NIET aanspreekbaar of kan niet slikken én heeft geen maagsonde:


  • spuit 1 ampul van 1 mg glucagon subcutaan in de bil/buik/bovenarm/dij.
  • overleg met arts
  • als cliënt weer bij bewustzijn is handelen volgens vorige slide

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hyper
Bloedsuiker vanaf 10
- veel urineren
- veel dorst hebben en houden
- vermoeid zijn
- plotselinge humeurigheid, snel boos worden
- misselijk zijn of overgeven
- alles voelt vervelend

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Behandeling hyperglycaemie
Het lichaam wil zelf het teveel aan suiker in het bloed kwijtraken, door veel plassen. Veel blijven drinken (maar niets zoets!) helpt daarbij. ​
Beweging is goed, dan verbranden de spieren bloedsuiker. Als je insuline gebruikt, dan moet je meestal extra insuline bijspuiten.​ 

LET OP: Bij Bls >20 mmol/l is er sprake van een DKA, je kan flauwvallen of zelfs in coma raken. Bij een heel ernstige hyper heb je een diepe ademhaling en je adem kan naar aceton ruiken (Kussmaul). 

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

DKA
Diabetische Ketoacidose is een acute, extreme hyperglycaemie >20Mmol/L
  • acute ontregeling BLS
  • met daarbij verzuring van het bloed. 
Oorzaak: 
  • Te weinig insuline om glucose in je bloed te gebruiken als brandstof
  • Het lichaam gaat dan andere energiebronnen aanspreken. 
  • Dit zijn vetten die zijn opgeslagen in je lichaam.
De afvalstoffen die daarbij vrijkomen verzuren je lichaam in snel tempo

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 33 - Vidéo

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions