V5T feedback beschouwing

Welkom v5t!
1 / 25
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 6

Cette leçon contient 25 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

Welkom v5t!

Slide 1 - Diapositive

Programma

  1. Tips deel 1
  2. Voorbeelden 
  3. Peerfeedback
  4. Tips deel 2
  5. Afsluiting en vooruitblik

Slide 2 - Diapositive

Titel
  • Vergeet hem niet!
  • Geen standpunt (het is een beschouwing, geen betoog) 
  • Wees origineel (dus niet alleen het onderwerp noemen, denk aan een citaat, rijmpje o.i.d.)
  • Niet te lang!

Slide 3 - Diapositive

Goeie titels
Pijn en herstel 
Aras; Een daverend succes of toch een mislukking? 
De donkere bladzijdes van Afghanistan
De vergeten sleutel


Slide 4 - Diapositive

Minder goede titels
kladversie beschouwing
titel
voor -en nadelen van gelezen boek



Pssst: Over titels gesproken, schrijf de titel van je boek altijd schuingedrukt en met hoofdletter  in je beschouwing; De heilige Rita




Slide 5 - Diapositive

Inleiding
  • Vermijd clichés en standaardformuleringen (Steeds meer mensen zien... / wordt er ook veel gesproken... / De afgelopen tijd is er...) 
  • Denk aan het bruggetje tussen je manier van aandacht trekken (anekdote, stukje geschiedenis, actualiteit of belang van de lezer) en je vraag. 
  • Gebruik überhaupt een manier van aandacht trekken!                                    Lilly, Douwe, Dane, Karsten, Dyanthe, Mette, Isabel, David                             Goed op weg!  
  • Eindig de inleiding met de vraag

Slide 6 - Diapositive

Slide 7 - Diapositive

Slide 8 - Diapositive

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Diapositive

Slide 11 - Diapositive

Kern
  •  Gebruik aan het begin van elke alinea een signaalwoord, maar zorg ook voor afwisseling in je signaalwoorden.
  • Per alinea een voor- of nadeel!
  • Gebruik evenveel voor- als nadelen
  • Zorg voor een goede alinea-indeling: kernzin met signaalwoord/onderbouwing/slotzin van de alinea: elk deelonderwerp heeft zijn eigen alinea.                                                                                                                                                      Isabel; heldere voor-en nadelenstructuur door                                   consequent  gebruik  signaalwoorden opsomming-tegenstelling

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Diapositive

Slot
  • Geef aan het begin van je slot het antwoord op de vraag uit de inleiding, verpak deze eventueel als samenvatting.
  • Gebruik iets (voorbeeld/anekdote) uit je inleiding om de cirkel rond te maken

Slide 16 - Diapositive

Slide 17 - Diapositive

Slide 18 - Diapositive

Peerfeedback; 2 rondes
  •  Lees de tekst van je klasgenoot eerst rustig door.
  •  Lees de tekst nu intensief met een rode pen! Streep alles aan wat fout of onduidelijk is!
  •  Vul vervolgens het commentaarformulier (zie teams, lesmateriaal - lessen - periode B) in.
  •  Vul nuttige feedback in!
Ronde 1: bepaald door docent   ronde 2: klasgenoot naar keuze

Slide 19 - Diapositive

Plagiaat
  • Meer dan acht woorden letterlijk overnemen uit een bron is plagiaat!
  • Vermeld bij elke zin of na elke alinea waar je informatie vandaan komt.

Slide 20 - Diapositive

Voorbeelden
Voorbeelden zorgen voor herkenning bij de lezer. 

Alhoewel de verblijven in dierentuinen de afgelopen twintig jaar wat groter en wat natuurlijker zijn geworden, blijven ze toch een slap aftrekstel van de natuurlijke leefomgeving van dieren. Denk maar niet dat een gorilla het verschil niet merkt tussen het Afrikaanse regenwoud en de dierentuin van Rotterdam. Zelf naar voedsel zoeken bijvoorbeeld of zelf een partner uitkiezen, kilometers rondtrekken en interactie met andere wilde dieren: het is allemaal onmogelijk in een dierentuin. En de hele dag aangestaard worden door hordes mensen zonder je terug te kunnen trekken, lijkt ook bepaald geen pretje.

Slide 21 - Diapositive

Vergelijkingen
Met een vergelijking kan je lezer zich een betere voorstelling maken van het onderwerp; je benoemt de overeenkomst tussen het onderwerp (de werkelijkheid) en iets anders (het beeld). 

1. In de schoolbus zaten wij dicht op elkaar.
2. In de schoolbus zaten wij opeengepakt als haringen in een ton.

1. Veel studenten wonen in een huis met troep.
2. Veel studenten wonen in een zwijnenstal.

1. De zon scheen op mijn wangen (en ik vond het fijn).
2. De zon streelde mijn wangen.


Slide 22 - Diapositive

Zinsbouw
Varieer met verschillende volgordes van zinnen om je tekst levendig te maken.

Hitler werd in 1933 de baas van Duitsland. Hitler wilde dat Duitsland de baas van de wereld zou worden, want hij vond dat het Duitse volk veel beter was dan de andere volkeren. Hij wilde daarom een oorlog beginnen. 

In 1933 werd Hitler de baas van Duitsland. Hitler wilde dat Duitsland de baas van de wereld zou worden, want hij vond dat het Duitse volk veel beter was dan de andere volkeren.  Daarom wilde hij een oorlog beginnen. 

Slide 23 - Diapositive

Zinslengte

Slide 24 - Diapositive

Afsluiting en vooruitblik
Volgende les: na de kerstvakantie!
  • Huiswerk: -
  • Meenemen: -
  • Programma:  Akkoord om de definitieve beschouwing te schrijven, voegt een extra les nog wat toe?

Slide 25 - Diapositive