18. Thema 2, week 4, les 16 en 17 inhoudswoorden en leestekens

INHOUDSWOORDEN
zelfstandige naamwoorden, werkwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden
bijwoorden.

Dit zijn Inhoudswoorden en  geven betekenis aan een zin.
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

INHOUDSWOORDEN
zelfstandige naamwoorden, werkwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden
bijwoorden.

Dit zijn Inhoudswoorden en  geven betekenis aan een zin.

Slide 1 - Diapositive

INHOUDSWOORDEN

     Ik las gisteren een heel leuk  boek
    
     las = werkwoord (ww)
    heel = bijwoord (bw)
    leuk = bijvoeglijk naamwoord (bv)
    boek = zelfstandig naamwoord (zn)


Slide 2 - Diapositive

Noem de 4 woordsoorten die inhoud geven aan een zin.
(typ ze voluit)

Slide 3 - Question ouverte

Wat is het werkwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.
A
Gisteren
B
maakten
C
moeilijke
D
toets

Slide 4 - Quiz

Wat is het zelfstandige naamwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.
A
Gisteren
B
maakten
C
moeilijke
D
toets

Slide 5 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Gisteren maakten wij een moeilijke toets.
A
Gisteren
B
maakten
C
moeilijke
D
toets

Slide 6 - Quiz

Wat is het bijwoord?

Een hond sloopt onze zeer dure meubels.
A
onze
B
hond
C
zeer
D
dure

Slide 7 - Quiz

De dokter
aan de
werkwoord
zelfst. nw.
bijv. nw.
bijwoord
heeft
patiënt
pillen
nieuwe
gegeven.

Slide 8 - Question de remorquage

Mila
op
werkwoord
zelfst. nw.
bijv. nw.
bijwoord
trakteerde
een kind
chocola
snel
witte

Slide 9 - Question de remorquage

we dit nooit meer
leuk, of
dit
werkwoord
zelfst. nw.
bijv. nw.
bijwoord
Is
programma
doen?
zullen
enigszins

Slide 10 - Question de remorquage

FUNCTIEWOORDEN

  Omdat Isa jarig is gaan we naar de film
    
  voegwoord (vw)
 ( pers.) voornaamwoord (vnw)
 voorzetsel (vz)
 lidwoord (zn)


Slide 11 - Diapositive

Dat boek leest hij voor zijn plezier. 

Slide 12 - Diapositive

Wat is het voegwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 13 - Quiz

Wat is het lidwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 14 - Quiz

Wat is het voornaamwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 15 - Quiz

Wat is het voorzetsel?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 16 - Quiz

Groep 8 oefent hard, want zij moeten de tekst uit het hoofd kennen.
Wat zijn de functiewoorden?

Slide 17 - Question ouverte

Noem de 4 woordsoorten die functie geven aan een zin.

Slide 18 - Question ouverte

Slide 19 - Diapositive

Sleep de woorden naar de juiste plek.
Vandaag gaat Bas met mij de ringen uitzoeken.
INHOUDSWOORDEN
Werkwoorden
Zelfstandig naamwoorden
Bijvoeglijk naamwoorden
Bijwoord

FUNCTIEWOORDEN
lidwoorden
voornaamwoorden
voorzetsles
voegwoorden
Mijn
partner
zoekt
een
nieuwe
baan

Slide 20 - Question de remorquage

LEESTEKENS
Punt

Vraagteken

Uitroepteken

Komma

Slide 21 - Diapositive

Welk leesteken komt op het sterretje?

Hallo allemaal * ik ben er klaar voor.
A
,
B
:
C
;
D
.

Slide 22 - Quiz

Wat is dit voor een zin?

Ga nu zitten!
A
een vraagzin
B
een bevelzin of uitroep
C
een vertelzin

Slide 23 - Quiz

Wat is dit voor een zin?

Wie heeft de koekjes opgegeten?
A
een vraagzin
B
een bevelzin of uitroep
C
een vertelzin

Slide 24 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?

Ik ga morgen naar het bos
A
?
B
!
C
.

Slide 25 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?

Ga zitten
A
?
B
!
C
.

Slide 26 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?
Waar ga jij naar toe
A
?
B
.
C
!

Slide 27 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?
Ga staan
A
.
B
!
C
?

Slide 28 - Quiz

Wat moet er achter de zin staan?
De hond loopt over straat
A
.
B
!
C
?

Slide 29 - Quiz