Thema 3, week 1 Les 2 Inhoudswoorden & functiewoorden

Inhoudswoorden & functiewoorden 

Woordsoorten benoemen 
1 / 23
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 8

Cette leçon contient 23 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Inhoudswoorden & functiewoorden 

Woordsoorten benoemen 

Slide 1 - Diapositive

Wat weet jij nog over inhoudswoorden?

Slide 2 - Question ouverte

Lesdoel

Ik kan inhoudswoorden en functiewoorden herkennen en benoemen in een zin.

Slide 3 - Diapositive

Inhoudswoorden

werkwoord
zelfstandig naamwoord
bijvoeglijk naamwoord
bijwoord

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Wat is het werkwoord?

Volgende week maken wij de moeilijke toets.
A
Volgende week
B
maken
C
moeilijke
D
toets

Slide 7 - Quiz

Wat is het zelfstandig naamwoorden?

Volgende week maken wij de moeilijke toets.
A
Volgende week
B
maken
C
moeilijke
D
toets

Slide 8 - Quiz

Wat is het bijvoeglijk naamwoord?

Volgende week maken wij de moeilijke toets.
A
Volgende week
B
maken
C
moeilijke
D
toets

Slide 9 - Quiz

De cake moet lang in de oven

Wat is het bijwoord?
A
Cake
B
Moet
C
Lang
D
Oven

Slide 10 - Quiz

De cake moet lang in de oven

Wat zijn de 4 inhoudswoorden?

Slide 11 - Question ouverte

Functiewoorden

voegwoord
lidwoord
voornaamwoord
voorzetsel

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Voorzetsels

Slide 14 - Carte mentale

Lidwoorden

Slide 15 - Carte mentale

Voornaamwoorden

Slide 16 - Carte mentale

Voegwoorden

Slide 17 - Carte mentale

Wat is het voegwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 18 - Quiz

Wat is het lidwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 19 - Quiz

Wat is het voornaamwoord?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 20 - Quiz

Wat is het voorzetsel?

Donny scoort, maar in de vorige wedstrijd deed hij dit ook.
A
maar
B
in
C
de
D
hij

Slide 21 - Quiz

De cake moet lang in de oven

Wat zijn de 3 functiewoorden?

Slide 22 - Question ouverte

Aan het werk
Thema 3, week , Les 2
en les 1b


Slide 23 - Diapositive