TC A1 4.2 Komen gaan / 4.3 ontbijt/lunch/avondeten.

• NT2 Inburgering/alfabetisering volwasseneducatie
• Beroepsopleiding

A1

4.2 Komen en gaan

7.5  De kaart van                      Nederland.

    4.2 Komen en gaan

    4.3 Ontbijt, lunch

          avondeten.

     Wat je vandaag leert:

1. Ik kan komen en gaan in de                 goede vorm zetten.

2. Ik kan antwoord geven op een            vraag.

3. Ik weet woorden van                              maaltijden.

4. Ik kan 10 tegenstellingen                      noemen.

1. Ik kan zeggen waar                een woonplaats
    in Nederland ligt.

2 onregelmatige werkwoorden...

Weet je ze nog?

Zijn & Hebben

Ik ..... op school.

1. ben
2. heb
3. bent
4. hebt

Jij ..... een fiets.

1. ben
2. heb
3. bent
4. hebt

Zij ..... aardig.

1. heb
2. ben
3. is
4. hebt

..... hij jouw boek?

1. heb
2. hebt
3. is
4. heeft

taalsterk.anewspring.nl

Nu jullie!

de dobbelsteen

Komen

1 = ik
2 = jij
3 = hij/zij
4 = wij
5 = jullie
6 = zij (meer)

Gaan

1 = ik
2 = jij
3 = hij/zij
4 = wij
5 = jullie
6 = zij (meer)

4.3  Ontbijt, lunch, avondeten.

taalsterk.anewspring.nl

Wanneer eet je het ontbijt?

1. 's ochtends
2. 's middags
3. 's avonds

Wanneer eet je de lunch?

1. 's ochtends
2. 's middags
3. 's avonds

Wat eten veel Nederlandse
mensen 's avonds?

1. aardappels
2. brood
3. wijn

Opdracht 21

blz 135

Woorden spellen in duo's in de Breakout room

                                                boek

                               computeropdrachten

                                         Memotrainer

         Maak nu   4.2 & 4.3

7.5 De kaart van Nederland

Ik kan zeggen waar een woonplaats in Nederland ligt.

Voorbeeld:
Maastricht ligt in het zuiden van Nederland.

Wat eet jij wanneer?

Hoe laat eet jij?

Spreken 

Vraag <  > Antwoord

Schrijf 5 VRAGEN
 over het plaatje. ->

Zeg na

Tegenstellingen

Sleep een rood woord
naar de goede tegenstelling.

weinig

drinken

zwart

goed

's avonds

druk

komen

1. eten

2. 's ochtends

3. gaan

4. veel

5. rustig

6. wit

7. fout

Wat is de tegenstelling?

Schrijf 10 tegenstellingen:

Ik ga naar de winkel en ik koop..

Huiswerk:

Thema 4.3:
1. Maak een foto van je ontbijt óf lunch óf avondeten. (Kies!)

2. Vertel over je maaltijd.

3.  Vertel wat je dan eet.

Huiswerk:

Thema 7:
Kies een plaatsnaam.
Vertel over deze plaats.
Wat weet je?

Terugkijken

Wat heb je vandaag geleerd?

Thuis luisteren

Een pot met bonen

Als hier een pot met bonen staat

En daar een pot met brie

Dan laat ik brie en bonen staan

En dans ik met Marie

Marie Marra mijn troelala

Marie Marie Marie,

Marie Marra mijn troelala

Marie Marie Marie.