Korting in geld



Rekenen met kortingen
1 / 41
suivant
Slide 1: Diapositive
RekenenBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 41 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon



Rekenen met kortingen

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Vidéo

Je vliegt van Amsterdam naar Rome

Een retourtje kost 120 euro.


Bij het afrekenen zie je dat je 25% korting krijgt.


Slide 3 - Diapositive

120 euro 25% korting
Hoeveel euro korting krijg je?
A
80 euro
B
60 euro
C
30 euro
D
15 euro

Slide 4 - Quiz

120 euro 25% korting
Hoeveel kost het retourtje?
A
110 euro
B
90 euro
C
70 euro
D
45 euro

Slide 5 - Quiz

120 euro met 25% korting
25% = 1/4 deel

Dus: 120 : 4 = 30 euro

De vliegticket kost dan nog maar: 120 - 30 = 90 euro

Slide 6 - Diapositive

Je koopt een reisgids voor in Parijs

Deze reisgids kost 12 euro

Je krijgt 30% korting

Slide 7 - Diapositive

reisgids 12 euro 30% korting
Hoeveel euro korting krijg je?

Slide 8 - Question ouverte

reisgids 12 euro 30% korting
Hoeveel kost de reisgids nu?

Slide 9 - Question ouverte

12 euro met 30% korting

12 : 10 = 1,20 euro (10%)
1,20 euro x 3  = 3,60 euro

De reisgids kost dus: 12 euro - 3,60 euro = 8,40 euro

Slide 10 - Diapositive

Je slaapt 4 nachten in een hotel

20 euro per nacht

Op het totaal bedrag krijg je 40% korting

Slide 11 - Diapositive

4 nachten á 20 euro, 40% korting
Hoeveel euro korting krijg je?

Slide 12 - Question ouverte

4 nachten á 20 euro, 40% korting
Hoeveel kost het hotel?

Slide 13 - Question ouverte

80 euro met 40% korting
80 euro = 100%
10% = 8 euro
4 x 8 = 32 euro korting.

80 euro - 32 euro = 48 euro

Slide 14 - Diapositive

Je koopt lekkere broodjes voor 15 euro

Je krijgt hier nog 20% korting op

Slide 15 - Diapositive

broodjes 15 euro, 20% korting
Hoeveel euro korting krijg je?

Slide 16 - Question ouverte

broodjes 15 euro, 20% korting
Hoeveel euro moet je uiteindelijk betalen voor de broodjes?

Slide 17 - Question ouverte

15 euro met 20% korting

10% = 1,50 euro
20% = 3 euro

15 euro - 3 euro = 12 euro

Slide 18 - Diapositive

Je gaat naar een tof concert
De entree voor het concert is 25 euro

Bij de kassa krijg je nog eens 10% korting

Slide 19 - Diapositive

Hoeveel euro korting krijg je?
kaartje 25 euro, 10% korting

Slide 20 - Question ouverte

Hoeveel kost het concert met korting?
25 euro, 20% korting

Slide 21 - Question ouverte

10% van 25 euro

10% is hetzelfde als een 10e deel van 100%

dus: 25 euro : 10 = 2,50 euro

25 euro - 2,50 euro = 22,50 euro

Slide 22 - Diapositive

Je bezoekt een museum
De entree prijs is 18 euro

Je krijgt 40% korting met een speciale kaart

Slide 23 - Diapositive

Hoeveel euro korting krijg je?
entree 18 euro, 40% korting

Slide 24 - Question ouverte

Hoeveel kost de entree voor het museum? 18 euro, 40% korting

Slide 25 - Question ouverte

18 euro met 40% korting
18 euro : 4 (10%) = 1,80 euro
1,80 x 4 (40%) = 7,20

18 euro - 7,20 = 10,80 euro

Slide 26 - Diapositive

Met de trein ga je van Rome naar Napels


Het kaartje kost 60 euro, maar je krijgt nog 15% korting

Slide 27 - Diapositive

Hoeveel euro korting krijg je?
kaartje 60 euro, 15% korting

Slide 28 - Question ouverte

Hoeveel kost de treinreis?
kaartje 60 euro, 15% korting

Slide 29 - Question ouverte

60 euro met 15 procent korting
Eerst 1% uitrekenen (60 : 100) = 0,60 euro

0,60 euro x 15% = 9 euro

60 euro - 9 euro = 51 euro

Slide 30 - Diapositive

1 pond =.... gram?

Slide 31 - Question ouverte

1 ons =.....gram?

Slide 32 - Question ouverte

Een baby weegt 7 pond.
Hoeveel gram is dat?

Slide 33 - Question ouverte

Hoeveel % = ... deel.
51

Slide 34 - Question ouverte

Wat is het decimale getal van ... ?
41

Slide 35 - Question ouverte

Wat is ... in procenten?
41

Slide 36 - Question ouverte

Is ... de helft van ....?
81
41
A
ja
B
nee

Slide 37 - Quiz

Wat is .... in procenten?
81
A
25%
B
12,5%
C
80%
D
8%

Slide 38 - Quiz

Wat is ... deel van 40?
81
A
5
B
6
C
7
D
8

Slide 39 - Quiz

Wat is .... deel van 48?
42
A
12
B
24
C
36
D
48

Slide 40 - Quiz

Slide 41 - Diapositive