6. Klinkerwisselingen e=i

¿Quién es?
1 / 34
suivant
Slide 1: Diapositive
SpaansMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 34 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

¿Quién es?

Slide 1 - Diapositive

¿Quién es?
Antoni Gaudí
Catalaanse architect

Slide 2 - Diapositive

CASA BATLLÓ

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Diapositive

Slide 5 - Diapositive

instagram vs reality

Slide 6 - Diapositive

Hoy en la clase de español
  • Las evaluaciónes
  • El verbo pedir
  • Preposiciones 
  • El verbo gustar
  • Vamos a hablar? 

Leerdoel: Ik kan iets bestellen in een restaurant en op eenvoudige wijze communiceren met de ober

Slide 7 - Diapositive



Toets bespreken

Slide 8 - Diapositive

PEDIR
Y
SERVIR

Slide 9 - Diapositive

pedir, tú

Slide 10 - Question ouverte

servir, yo

Slide 11 - Question ouverte

pedir, ellas

Slide 12 - Question ouverte

servir, usted

Slide 13 - Question ouverte

pedir, nosotros

Slide 14 - Question ouverte

PREPOSICIONES


VOORZETSELS

Slide 15 - Diapositive

2.3 Prepociciones
1. para, de
2. de
3. de, al
4. de, a
5. -
6. de, con
7. de
8. para, con of sin 
9. sin of con 

Slide 16 - Diapositive

EN LA MESA - ¿Cómo se llaman estos objetos?

Slide 17 - Diapositive

Las respuestas
La servilleta - het servet 
la sal - het zout 
el tenedor - de vork 
el plato - het bord 
el cuchillo - het mes 
la cuchara - de lepel 
el vaso - het glas 
la copa - het (wijn)glas 

Slide 18 - Diapositive

Slide 19 - Diapositive

Slide 20 - Diapositive

Las respuestas
A.
1. patatas fritas
2. sorbete de limón
3. gazpacho
4. sardinas
5. gambas
6. sopa de tomate

B.
1. comprar (kopen)
2. comer (eten)
3. preferir (liever hebben)
4. pedir (vragen)
5. querer (willen)
6. servir (dienen om)
7. escribir (schrijven)
8. hablar (praten)

C.
1. escribimos
2. tengo, tienes
3. queréis
4. quiero
5. escribes
6. escribo
7. vive
8. tengo
9. pedimos
10. pido
11. pago
12. pagamos

Slide 21 - Diapositive

VAMOS A HABLAR
33.

Slide 22 - Diapositive

Slide 23 - Diapositive

Klaar met de opdrachten?
Bekijk zelfstandig het filmpje op de volgende pagina en maak aantekeningen

In het filmpje wordt het werkwoord gustar uitgelegd. 

Slide 24 - Diapositive

Slide 25 - Vidéo

El verbo 
Gustar

Slide 26 - Diapositive

Gustar betekent = leuk vinden, houden van of bevallen.
Hoewel het een werkwoord is op -AR, is het anders dan de andere werkwoorden!

El verbo gustar
GUSTA
GUSTAN
en
Wat je leuk vindt is:
  • Enkelvoud
  • Werkwoord(en)
Wat je leuk vindt is:
  • Meervoud
Voorbeelden:
Me gusta el gato.
Ik vind de kat leuk.

Me gustan los perros
Ik vind de honden leuk

Me gusta hablar español 
Ik vind Spaans spreken leuk.




Meestal gebruik je alleen:

Slide 27 - Diapositive

Het Spaanse werkwoord gustar is nooit alleen. Het werkwoord gustar geeft aan wat je leukt vindt. En daar voor komt altijd een meewerkend voorwerp, die geeft aan wie iets leuk vindt. 

Let op je gebruikt altijd een lidwoord (el/la/los/las), in het Nederlands doe je dat niet altijd.
Voorbeeld: Me gustan las pizzas > Ik hou van pizzas. 

Ik-vorm (yo) =    me gusta ...         +           me gustan ...
Jij-vorm (tú) =    te gusta ...           +            te gustan ...


El verbo gustar
Me gustan las patatas fritas.
¿Te gustan las patatas fritas?
VOORBEELD:
Ik hou van frietjes.
Hou jij van frietjes?

Slide 28 - Diapositive

Gustar
In leerjaar 1 leerde je alleen de ik + jij vorm, nu leer je het gehele rijtje.

Het werkwoord gustar bestaat altijd uit 2 losse delen:
1. Wie vind iets leuk? (me, te, le, nos,..)
2. Wat vind iemand leuk? (gusta of gustan)

Ik hou van voetbal    -     Me gusta el fútbol.

Wie? Ik = me
Wat = voetbal (enkelvoud = gusta)




Slide 29 - Diapositive

Aangeven of je het 
met iemand eens bent:
Zie schema op de volgende pagina

Slide 30 - Diapositive

Eens of oneens?
Me gusta la paella   (eens)            >     A mí también (ik ook)
No me gusta la paella (oneens) >     A mí si  (ik wel)
No me gusta la paella (eens)       >    A mí tampoco (ik ook niet)
Me gusta la paella (oneens)         >    A mí no (ik niet)
A mí también
A mí tampoco
A mí no
A mí si

Slide 31 - Diapositive

STOELEN OP DE TAFELS!

Slide 32 - Diapositive

Los deberes


Maken:
2.9 ABCD (zie module in je boeken App)
Leren: woordenschat 2.2

PROEFWERK VRIJDAG 11 NOVEMBER, 7E UUR
TAREA 1 + 2 
viernes, 4 de noviembre, séptima hora

Slide 33 - Diapositive

Slide 34 - Lien