1.7 Grammatica zinsdelen les 2

• Nederlands
• Middelbare school
• havo
• Leerjaar 2

1.7 Grammatica les 2

Lesdoelen

- Je herhaalt in deze paragraaf de zinsdelen persoonsvorm, onderwerp, werkwoordelijk gezegde, naamwoordelijk gezegde, lijdend voorwerp, meewerkend voorwerp, bijwoordelijke bepaling.

- Je herhaalt de vaste volgorde bij het ontleden.

Vaste volgorde bij ontleden

1. Onderstreep de persoonsvorm (tijd -of getalproef).

2. Zet zinsdeelstrepen tussen de zinsdelen.

3. Benoem het werkwoordelijk of het naamwoordelijk gezegde.

4. Benoem het onderwerp.

5. Benoem het lijdend voorwerp.

6. Benoem het meewerkend voorwerp.

7. Benoem de bijwoordelijke bepalingen.

Hoofdzin en bijzin

Hoofdzin: in een hoofdzin staan de persoonsvorm en het onderwerp naast elkaar. Daartussen kun je geen andere zinsdelen plaatsen.

Bijzin: In een bijzin staan de persoonsvorm en het onderwerp vaak niet naast elkaar. Je kunt er ook andere zinsdelen tussen plaatsen. De persoonsvorm staat zoveel mogelijk achteraan in de zin. 

Is de zin met hoofdletters een hoofdzin of een bijzin?

We bezoeken mijn oma elke week en DAARNA ETEN WE EEN TAARTJE IN EEN CAFE.

1. Hoofdzin
2. Bijzin

Omdat het regende, GING HET FEESTJE NIET DOOR.

1. Hoofdzin
2. Bijzin

Op zaterdag moet ik vroeg op, WANT DAN MOET IK VOETBALLEN

1. Hoofdzin
2. Bijzin

DE COACH HAALDE DE STERSPELER UIT HET VELD, omdat hij egoïstisch speelde.

1. Hoofdzin
2. Bijzin

NADAT IK MIJN HUISWERK HEB GEDAAN, voel ik me supertevreden

1. Hoofdzin
2. Bijzin

Enkelvoudige zin en samengestelde zin.

We kijken samen het filmpje over de enkelvoudige zin en de samengestelde zin.