Het is woensdagochtend in groep 5, en de leerkracht geeft de opdracht voor de dag: "Vandaag gaan we werken aan een schrijfopdracht. Jullie moeten een kort verhaal schrijven over je favoriete dier." De leerkracht vraagt iedereen om zich in stilte voor te bereiden en rustig te beginnen, zodat de kinderen daarna kunnen delen wat ze hebben geschreven.
Joris kijkt naar zijn blaadje en zucht diep. Het lijkt wel of hij niet weet waar hij moet beginnen. De instructie was kort, maar voor Joris voelde het als te veel. Hij kijkt om zich heen en merkt dat zijn klasgenootjes al bezig zijn, wat zijn frustratie vergroot.
Binnen een paar minuten roept hij luid: "Dit is stom, ik wil niet schrijven! Waarom moet ik dit doen? Het is niet eens leuk!" Hij kijkt de leerkracht uitdagend aan en schopt zijn stoel weg, zodat hij iets verder van de tafel zit. Dit gedrag trekt de aandacht van de klas en zorgt voor enige verstoring.