Quiz planten
1 / 18
Éléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Wat maken de helmknoppen van een meeldraad?
A
Stempels
B
Bestuifmiddel
C
Stuifmeelkorrels
D
Eicellen
Slide 2 - Quiz
Wat is geen onderdeel van de stamper (dit is het vrouwelijk geslachtsorgaan van een plant)?
A
Stempel
B
Stijl
C
Sorus
D
Vruchtbeginsel
Slide 3 - Quiz
Wat is een ringlitteken?
Slide 4 - Question ouverte
Uit welk onderdeel haalt een zaadje zijn voedsel bij het ontkiemen?
A
Zaadhuid
B
Zaalobben
C
Zaadnavel
D
Stengel
Slide 5 - Quiz
Op wat voor een manier spelen dieren een rol bij bestuiving?
Slide 6 - Question ouverte
Wat heeft een plant NIET nodig voor fotosynthese?
A
Koolstofdioxide
B
Zuurstof
C
Water
D
Zonlicht
Slide 7 - Quiz
Op welke manier verschillen HOUTVATEN en BASTVATEN van elkaar?
Slide 8 - Question ouverte
Wat is een knol? Wat is de functie vaan een knol?
Slide 9 - Question ouverte
Waar in de plantencel vindt fotosynthese plaats?
A
Celkern
B
Celmembraan
C
Bladgroenkorrels
D
Vacuole
Slide 10 - Quiz
Hoe heet de uiteindelijke stof die planten maken door middel van fotosynthese?
A
Glycolyse
B
Glucose
C
Glucagon
D
CO2
Slide 11 - Quiz
Hoe het als een (planten)cel zichzelf vermeerdert tot 2 cellen?
A
Lengtegroei
B
Celgroei
C
Celdeling
D
Ontwikkeling
Slide 12 - Quiz
Nadat een zaadje nat wordt groeit er vaak een nieuw plantje. Hoe heet dit proces?
A
Oogsten
B
Bekiemen
C
Verlobben
D
Ontkiemen
Slide 13 - Quiz
De stroperige vloeistof in de cel waar veel andere 'onderdelen' in liggen heet .....
A
Bladgroenstof
B
Vacuole
C
Celwand
D
Cytoplasma
Slide 14 - Quiz
Wat heeft een plant NODIG voor fotosynthese (3 dingen)?
Slide 15 - Question ouverte
Hoe heten de twee soorten vaten in een plant?
A
Hout- en bastvaten
B
blast- en houtvaten
C
Dikke- en dunne vaten
D
Water- en suikervaten
Slide 16 - Quiz
Op plaatsen waar ooit een blad heeft gezeten kan je een .... vinden (vul puntjes in)
A
scheurlaag
B
kurklaag
C
bladlitteken
D
kleurstoflaag
Slide 17 - Quiz
Wat is de (1) functie van huidmondjes en (2) waar vind je deze het meest op een blad?
A
(1) Hierdoor kunnen stoffen naar binnen (2) boven het blad
B
(1) Hierdoor kunnen stoffen naar binnen (2) onder het blad
C
(1) Hierdoor kunnen stoffen naar buiten (2) onder het blad
D
(1) Hierdoor kunnen stoffen naar binnen (2) boven het blad
