De Sociale Hiërarchie in het Oude Egypte

De Sociale Hiërarchie in het Oude Egypte

Leerdoelen

Aan het einde van de les kun je een overzicht geven van de sociale hiërarchie in het oude Egypte en de rollen en verantwoordelijkheden van verschillende klassen van mensen begrijpen.

Wat weet je al over de sociale hiërarchie in het oude Egypte?

Farao

De farao was de hoogste heerser in het oude Egypte en werd beschouwd als een goddelijke figuur. Hij had absolute macht over het land en was verantwoordelijk voor het bestuur en de bescherming van Egypte.

Priesters

De priesters hadden een belangrijke rol in het oude Egypte. Ze waren verantwoordelijk voor het uitvoeren van religieuze ceremonies en rituelen. Ze dienden de goden en zorgden voor het onderhoud van de tempels.

Nobelen

De nobelen behoorden tot de hogere klasse in het oude Egypte. Ze waren nauw verbonden met de farao en dienden als adviseurs en bestuurders. Ze waren verantwoordelijk voor het bestuur van verschillende regio's in Egypte.

Ambachtslieden

Ambachtslieden waren gespecialiseerde arbeiders die verschillende ambachten uitoefenden, zoals pottenbakkers, smeden en wevers. Ze leverden essentiële goederen en diensten aan de samenleving.

Boeren

Boeren vormden de grootste klasse in het oude Egypte. Ze werkten op het land en waren verantwoordelijk voor het verbouwen van gewassen. Hun werk voorzag in voedsel voor de hele samenleving.

Slaven

Slaven waren de onderste klasse in het oude Egypte. Ze waren eigendom van anderen en verrichtten zware arbeid. Ze hadden weinig tot geen rechten en waren volledig afhankelijk van hun meesters.

Samenvatting

In het oude Egypte bestond er een duidelijke sociale hiërarchie, waarbij de farao aan de top stond. Priesters, nobelen, ambachtslieden, boeren en slaven vormden verschillende klassen met specifieke rollen en verantwoordelijkheden.

Schrijf 3 dingen op die je deze les hebt geleerd.

De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.

Schrijf 2 dingen op waarover je meer wilt weten.

De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.

Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.

De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.