thema 'De familie' les 1

• NT2
• Voortgezet speciaal onderwijs
• Leerroute 1

Thema 'de familie'

les 1

woordenschatlessen op A2-niveau ter voorbereiding op het inburgeringsexamen.

de familie

Ik heb een kleine familie

de vader

Een ander woord voor papa is vader.

De leerlingen schrijven de woorden in een woordenschrift en zetten eventueel de vertaling erbij. 

de moeder

Een ander woord voor mama is moeder.

de ouders

Ik houd van mijn ouders.

de oma/ de opa

Mijn oma en opa zijn 50 jaar getrouwd.

het kind

Het kind speelt buiten.

het kleinkind

Het kleinkind leest  een boek met opa

de tante/ de oom

De broer van mijn vader is mijn oom.

de dochter/ de zoon

Mijn dochter is 5 jaar.

de zus/ de broer

Zij zijn broer en zus.

de nicht / de neef

De dochter van mijn oom is mijn nicht.

de baby

De baby lacht.

Het gezin

Dit gezin is groot.

.

betekenissen

betekenissen

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Wat is dit?

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de moeder
2. de tante
3. de dochter
4. de neef

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. de neef
2. de oom
3. de baby
4. de vader

Welk woord hoort niet in het rijtje?

1. het gezin
2. de opa
3. de ouders
4. de familie

Maak een woord van deze letters.
o-ch-e-r-d-t

Maak een woord met deze letters.
m-i-a-f-ie-l

Werkvorm 1 - in duo's

Je krijgt van de docent een stapel kaartjes met plaatjes.

Je draait om de beurt een kaartje om en vertelt wat er op het kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Werkvorm 2 - mix en ruil

Iedereen krijgt van de docent een kaartje met een plaatje. 

Als de docent zegt: 'start!' loopt iedereen door de klas.

Als de docent zegt; 'stop!' dan sta je stil en bespreekt met de persoon die bij jou in de buurt staat wat op je kaartje staat. Je geeft ook de betekenis van het woord en een voorbeeldzin.

Ben je klaar? Ruil de kaartjes en wacht totdat de docent weer zegt: 'start!'