NL LES

NL LES
Dialecten
1 / 27
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 27 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 2 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 25 min

Éléments de cette leçon

NL LES
Dialecten

Slide 1 - Diapositive

wat denken jullie dat een dialect is?

Slide 2 - Question ouverte

inleiding
Uitleg dialect
verschillen
voorbeelden
taalverrijking
Straattaal

Slide 3 - Diapositive

Hoe verschilt een dialect van de standaard nl taal
Land
regio
Uitspraak
Worden

Slide 4 - Diapositive

Wat is een dialect?
A
Een taal die door heel Nederland wordt gesproken.
B
Een variëteit van een taal die lokaal wordt gesproken.
C
Een verouderde versie van een taal.
D
Een mix van verschillende talen.

Slide 5 - Quiz

Hoe ontstaat een dialect?
A
Door geografische en sociale isolatie van een bepaalde groep sprekers.
B
Door standaardisatie van een taal.
C
Door het leren van een tweede taal.
D
Door migratie van verschillende bevolkingsgroepen.

Slide 6 - Quiz

Hoe verschilt een dialect van de standaard taal?
A
Een dialect heeft alleen afwijkende uitspraak.
B
Een dialect heeft alleen afwijkende woordenschat.
C
Een dialect heeft afwijkende uitspraak, woordenschat en grammatica.
D
Een dialect heeft dezelfde uitspraak, woordenschat en grammatica als de standaard taal.

Slide 7 - Quiz

Slide 8 - Vidéo

dialecten & taalverrijking 
Meer worden
meer keuze
specifieker 

Slide 9 - Diapositive

Slide 10 - Vidéo

Wat vind jij van het effect van dialecten op de nederlandse taal?
Het maakt de taal verloederd en on puur
Het zorgt er voor dat mensen niet te verstaan zijn
het maakt de taal better door het uit te breiden
het maakt de taal onnodig lastiger

Slide 11 - Sondage

Wat is een voorbeeld van een dialect?
A
Brabants
B
Frans
C
Duits
D
Nederlands

Slide 12 - Quiz

Wat maakt dialecten speciaal?
A
Ze hebben geen grammatica
B
Ze hebben hun eigen woorden en uitspraak
C
Ze zijn hetzelfde als standaardtaal
D
Ze zijn makkelijk te begrijpen

Slide 13 - Quiz

Welke taal is geen dialect?
A
Fries
B
Latijn
C
Limburgs
D
Gronings

Slide 14 - Quiz

Hoe ontstaat taalverandering?

Slide 15 - Diapositive

Wat is een voorbeeld van een factor die taalverandering kan beïnvloeden?
A
Klimaatverandering
B
Technologische ontwikkeling
C
Taalcontact
D
Politieke onrust

Slide 16 - Quiz

Wat is hypercorrectie in taalgebruik?
A
Het verminderen van dialecten
B
Te goed je best doen en daardoor fouten maken
C
Het verkeerd toepassen van grammaticaregels
D
Het gebruik van tussentaal

Slide 17 - Quiz

Straattaal
Waar komt het vandaan?
Hoe zit het met de toekomst?

Slide 18 - Diapositive

Straattaal

Slide 19 - Carte mentale

Wat betekent scorro?
A
Litteken
B
School
C
Stoned
D
Krokodil

Slide 20 - Quiz

Wat betekent doffo?
A
Stoned
B
Niet goed in je hoofd
C
Duidelijk
D
Duif

Slide 21 - Quiz

Wat betekent Jaxie?
A
vies
B
jas
C
Serieus
D
Ajax

Slide 22 - Quiz

Wat betekent hayek?
A
erg
B
Sukkel
C
Lul
D
Potlood

Slide 23 - Quiz

Ontleed de zin "Die pekie ging loesoe met mijn doekoe
A
Ze is vreemd gegaan
B
Ze is bij hem weg gegaan
C
Ze is weg gegaan met zijn geld
D
Ik weet het niet

Slide 24 - Quiz

Slide 25 - Diapositive

Einde

Slide 26 - Diapositive

Wat is er allemaal gezegd in het vorige artikel?

Slide 27 - Question ouverte