Taalverzorging 4 + 7 + 9 les 12

Nederlands
1 / 12
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 2

Cette leçon contient 12 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Nederlands

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

huiswerk bespreken

Slide 3 - Diapositive

Spelling en formuleren
Bezitsvorm
Afkortingen

Slide 4 - Diapositive

Bezitsvormen
  • De boormachine van mijn oom > mijn ooms boormachine.

  •  De bezitsvorm van een ZNW maak je meestal door er een -s achter te zetten.
    Daans laptop, Cornés broodje

  • Eindigt het ZNW op een a, i, o, u of y die lang klinkt? Schrijf dan een apostrof voor de s:
    Mila's regels, Amy's roddels.

  • Eindigt het ZNW op een sisklank? Schrijf dan alleen een apostrof:
    Morris' kaartspel, Patrice' gereedschap.

Slide 5 - Diapositive

Afkortingen
  • Als je je boodschap kort wilt overbrengen, kun je afkortingen gebruiken. Soms is een afkorting ook gebruikelijker dan het volledige woord.

Manieren voor het gebruik van afkortingen:
  • Met kleine letters en punten: i.p.v. of z.o.z.
  • Met kleine letters, zonder punten (bij sommige veelgebruikte afkortingen). dvd, vwo, cm
  • Met hoofdletters, maar zonder punten (bedrijfsnamen en minder voorkomende afkortingen): KLM, ADHD, VN
  • Met hoofdletters en punten (bijna nooit): Z.K.H.

Slide 6 - Diapositive

Verkleinwoorden
  • Met een achtervoegsel kan je van een zelfstandig naamwoord een verkleinwoord maken.
  • vork - vorkje

Eindigt je woord op 'ng'? Dan schrijf je -nkje of -etje:
poginkje, wangetje

Eindigt je woord op een lange klinker? Dan verdubbelt die: oma - omaatje

Eindigt het woord op een i? Dan voeg je een e toe: taxi-taxietje

Slide 7 - Diapositive

Wat is het goede verkleinwoord van
bikini?
A
bikinietje
B
bikinitje

Slide 8 - Quiz

Wat is het goede verkleinwoord van
accu?
A
accu'tje
B
accuutje
C
accutje
D
accu-tje

Slide 9 - Quiz

Wat is het goede verkleinwoord van
baby?
A
baby'tje
B
babytje
C
babietje
D
baby-tje

Slide 10 - Quiz

Wat is het goede verkleinwoord van
ski?
A
skitje
B
skietje
C
ski'tje
D
ski-tje

Slide 11 - Quiz

Maken
Maak uit je A-boek
vanaf bladzijde 110 opdracht 17

Maak uit je B-boek
vanaf bladzijde 94 opdracht 19, 21 en 27

Slide 12 - Diapositive