WOORDEN Regels en straf dag 6

Woordenschat
Dag 6:  Regels en Straf
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
ISKVoortgezet speciaal onderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Woordenschat
Dag 6:  Regels en Straf

Slide 1 - Diapositive

kloppen

  • ergens tegen aan tikken 
  • een soort geluid
  • ik klop - wij kloppen
  • Zin: Ik klop op de deur.
  • Zin: Ik hoor iemand kloppen.

Slide 2 - Diapositive

krijgen
  • je mag iets houden
  • gratis
  • ik krijg - wij krijgen
  • Zin: Ik krijg een mooi cadeautje.
  •  Zin: Wij krijgen in de pauze thee met suiker.

Slide 3 - Diapositive

leeg

  • er zit niks meer in
  • Zin: Ik drink het glas leeg.
  • Zin: De lege fles gooi je in de prullenbak.

Slide 4 - Diapositive

leren (ww)
  • Zorgen dat je iets weet of kunt
  • Werkwoord:  Ik leer - wij leren
  • Zin: Wij leren Nederlands.
  • Zin: Ik moet goed leren voor de toets van volgende week.

Slide 5 - Diapositive

maar
  • niet dit
  • iets anders
  • Zin: Zij is niet dik maar dun.
  • Zin: Ik moet naar school maar ik wil nog verder slapen.

Slide 6 - Diapositive

straffen
  • een maatregel opleggen, wanneer iemand iets heeft gedaan wat niet mag

  • Zin: De docent vind het niet leuk om de leerlingen te straffen.

Slide 7 - Diapositive

toch
  • Ondanks dat
  • Gebruikt om iets extra te benadrukken

  • Zin: Al is hij nog zo rijk, toch is hij niet gelukkig.

Slide 8 - Diapositive

Wat bedoelen wij met het woord "kloppen"?
A
klappen met je handen
B
zwaaien
C
met je handen tegen de deur tikken voor geluid
D
hallo zeggen

Slide 9 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'krijgen'?
A
gratis
B
iets ontvangen zonder te betalen
C
kopen
D
lenen

Slide 10 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'leeg'?
A
er zit niets in
B
er is niemand aanwezig
C
het is erg druk
D
er zit nog een snoepje in de pot

Slide 11 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'leren'?
A
iets vergeten
B
zorgen dat je iets weet
C
een straf
D
zorgen dat je iets kunt

Slide 12 - Quiz

Wat bedoelen wij met het woord 'straffen'?
A
belonen
B
een vervelende maatregel opleggen
C
een niet leuke consequentie
D
een gedachte over iets

Slide 13 - Quiz

Maak zelf een zin

Slide 14 - Diapositive

Maak een zin met het woord 'leren'.

Slide 15 - Question ouverte

Vul het ontbrekende woord in van de zinnen.

Slide 16 - Diapositive

De leerling zal goed moeten ..... om zijn toets te kunnen maken.

Slide 17 - Question ouverte

Je zal eerst moeten ...... op de deur, dan wordt er open gedaan.

Slide 18 - Question ouverte

Helaas zijn alle koekjes op. De doos is helemaal ... .

Slide 19 - Question ouverte

Wat zou jij graag willen krijgen?

Slide 20 - Question ouverte

zinnen maken 

zinnen schrijven
Regels:
- denk aan de leestekens en hoofdletters
- ik schrijf één zin
- gebruik woorden van deze les
- eerst in mijn eigen taal, dan in het Nederlands.


Slide 21 - Diapositive

Zinnen maken

Het rad draait een naam. Zie je jouw naam? Dan maak je een zin met 1 van de woorden.
De woorden: kloppen, krijgen, leeg, leren, maar, straffen, toch

Slide 22 - Diapositive