Oefenvragen 4.2 en 4.3 (expansie christendom en Investituurstrijd)

Twee uitspraken:
I De wereldlijke macht is onder andere in handen van keizers, koningen, graven en hertogen.
II De geestelijke macht is onder andere in handen van de paus en de bisschoppen.


A
alleen I is juist
B
alleen II is juist
C
beide zijn onjuist
D
I en II zijn juist
1 / 29
suivant
Slide 1: Quiz
GeschiedenisMiddelbare schoolhavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Twee uitspraken:
I De wereldlijke macht is onder andere in handen van keizers, koningen, graven en hertogen.
II De geestelijke macht is onder andere in handen van de paus en de bisschoppen.


A
alleen I is juist
B
alleen II is juist
C
beide zijn onjuist
D
I en II zijn juist

Slide 1 - Quiz

Welke bewering over de Investituurstrijd is juist?



A
De Investituurstrijd was eigenlijk niets meer dan een hevig persoonlijk conflict tussen de paus en de Duitse keizer.
B
De Investituurstrijd is een gevolg van het Oosters Schisma
C
Paus Gregorius VII benadrukte keer op keer dat de paus en de keizer gelijkwaardig waren aan elkaar.
D
In de praktijk bleef de geestelijke macht zich ook na het ‘einde’ van de Investituurstrijd bemoeien met de wereldlijke macht, en omgekeerd.

Slide 2 - Quiz


A

Slide 3 - Quiz

Welke zin is onjuist?



A
De bedreiging van Constantinopel door Turkse islamitische Seldjoeken is een gevolg van de Eerste Kruistocht.
B
De stichting van kruisvaarderstaten in het Midden-Oosten is een gevolg van de Eerste Kruistocht.
C
Door de verovering van Constantinopel door de kruisridders nam de macht van de paus toe.
D
De kruistochten hebben bijgedragen aan de rijkdom van Italiaanse steden, zoals Genua en Venetië.

Slide 4 - Quiz

Wat was geen gevolg van de Eerste Kruistocht?



A
Voor zonen van Europese edelen ontstonden in het Midden-Oosten volop nieuwe carrièremogelijkheden.
B
In het Midden-Oosten werden enkele kruisvaarderstaten gesticht.
C
Christelijke pelgrims konden weer veilig Jeruzalem bezoeken.
D
Er kwam een einde aan het Oosters Schisma.

Slide 5 - Quiz

Vijf gebeurtenissen:
1. Paus Urbanus II roept christenen op om op kruistocht te gaan.
2. Moslims veroveren Jeruzalem op de kruisridders.
3. De moslims veroveren Akko, de laatste kruisvaarderstad die nog in handen van de christenen was.
4. Kruisridders belegeren Jeruzalem en nemen deze stad voor de eerste keer in.
5. Turkse islamitische Seldjoeken bedreigen Constantinopel.

Wat is de juiste chronologische volgorde?

A
1-5-2-4-3
B
5-1-4-2-3
C
3-5-2-4-1
D
5-4-2-1-3

Slide 6 - Quiz

Welke uitspraak over kruistochten in Europa is onjuist?



A
Kruisridders vochten tijdens de Reconquista in Spanje tegen islamitische heersers.
B
De verovering en plundering van Constantinopel door kruisridders was gericht tegen de vele moslims in die stad.
C
In het noordoosten van Europa werd een kruistocht gehouden om gebieden te veroveren en de bevolking ervan te bekeren tot het christendom.
D
In Frankrijk werd een kruistocht gehouden tegen de Katharen, die wel christelijk, maar niet kerkelijk waren.

Slide 7 - Quiz

Bij de eerste kruistocht werd eerst de Byzantijnse keizer geholpen. Waarom besloot de paus de keizer te hulp te schieten?
A
Hij wilde het gebied van Byzantium bij zijn rijk voegen.
B
Hij wilde Byzantium en de pelgrims beschermen tegen de moslims.
C
De keizer had hem ook een keer geholpen, dus nu was het zijn beurt.
D
Hij wilde een vriendendienst bewijzen aan de Byzantijnse keizer

Slide 8 - Quiz

In het jaar 1096 begon de eerste kruistocht. Zet de volgende gebeurtenissen in de juiste volgorde van tijd. Begin met wat eerst kwam.
1. De paus gaat in op de vraag van de keizer, omdat hij denkt daardoor zijn macht te vergroten.
2. De keizer van Byzantium (nu Istanbul) vroeg de paus om hulp, omdat hij zich bedreigd voelde door Turkse moslims.
3. Veel mensen sloten zich aan bij ridderlegers die gewapend op pad gingen om tegen de Turkse moslims te vechten.
4. De paus vertelt de mensen in Europa dat slechte mensen het heilige land van de christenen aan het plunderen en vernietigen zijn.
A
2, 1, 4, 3
B
2, 1, 3, 4
C
4, 3, 2, 1
D
3, 4, 2, 1

Slide 9 - Quiz

De tweezwaardenleer hield in dat de wereldlijke macht de hoogste macht had
A
waar
B
niet waar

Slide 10 - Quiz

Als een bisschop een leen bestuurt spreken we van:
A
Wereldlijke macht
B
Geestelijke macht

Slide 11 - Quiz

De bisschop van Utrecht krijgt steeds meer wereldlijke macht
A
Gebeurtenis
B
Verschijnsel
C
Ontwikkeling

Slide 12 - Quiz


Het geven van de symbolen van het bisschopsambt (ring, mijter en staf) hoort bij .. ?
A
Investituur
B
Wereldlijke macht
C
Oosterse kerk
D
Kruistochten

Slide 13 - Quiz

Het conflict tussen de wereldlijke en geestelijke macht is een kenmerkend aspect uit
A
de tijd van ontdekkers en hervormers
B
de tijd van monniken en ridders
C
de tijd van steden en staten
D
de tijd van pruiken en revoluties

Slide 14 - Quiz

Wie mag de bisschoppen benoemen .... ?
Begrip dat hierbij past ....
A
Investituurstrijd
B
Feodalisme
C
Centralisatie
D
Missionarissen

Slide 15 - Quiz

Welke bewering over de investituurstrijd is juist?
A
De investituurstrijd begon toen de Duitse koning wilde scheiden van zijn vrouw en de paus geen toestemming gaf.
B
De investituurstrijd ging over de vraag wie de Duitse bisschoppen mocht benoemen: de paus of de Duitse koning.
C
De investituurstrijd werd gewonnen door de Duitse koning, die de steun had van de machtige Duitse keurvorsten.
D
De investituurstrijd had tot gevolg dat Duitsland een eenheidsstaat werd, met een machtige koning aan het hoofd.

Slide 16 - Quiz

Waarover ging de Investituurstrijd?
A
Een conflict over hoeveel geld er geïnvesteerd moest worden.
B
Dit was een andere naam voor de 1e kruistocht.
C
De investituurstrijd was een grote slag, waarbij zowel de koningen als de paus met hun legers tegen elkaar vochten
D
De investituurstrijd was de strijd tussen de paus en de koning/keizer over wie de bisschoppen mocht benoemen.

Slide 17 - Quiz

Wat is de juiste chronologische volgorde van vroeger naar later met betrekking op de investituurstrijd?
1. De leenmannen van Hendrik IV willen hem niet meer gehoorzamen.
2. Keizer Hendrik IV benoemt toch bisschoppen en zet de paus af.
3. Gregorius VII doet keizer Hendrik IV in de ban.
4. Hendrik IV gaat naar Canossa om boete te doen en krijgt vergiffenis.
A
2, 3, 1, 4
B
3, 4, 2, 1
C
1, 2, 4, 3
D
2, 1, 3, 4

Slide 18 - Quiz

Wanneer begon de Eerste Kruistocht?
A
1011
B
1055
C
1095
D
1111

Slide 19 - Quiz

In 1096 werd voor de eerste keer opgeroepen om op kruistocht te gaan. Duizenden Europeanen gingen toen mee. Welke stad was het einddoel van deze kruistocht?
A
Constantinopel
B
Jeruzalem
C
Rome
D
Mekka

Slide 20 - Quiz

Wie was de bekendste aanvoerder van de eerste grote Kruistocht?
A
Peter van Amiens
B
Godfried van Bouillon

Slide 21 - Quiz

Waarom gingen veel edelen na de vraag van de paus op kruistocht?
A
De edelen wilden graag oorlog gaan voeren tegen de Islamitische Turken;
B
De paus beloofde deelnemers aan de kruistocht veel goud en kostbaarheden;
C
De deelnemers hoopten op een plaatsje in de hemel;
D
Veel edelen zagen de kruistocht als een groot avontuur.

Slide 22 - Quiz

Geeft de bron antwoord op de vraag:

'Wat waren de redenen van mensen om mee te gaan op kruistocht?'
A
Wel bruikbaar
B
Een beetje bruikbaar
C
Niet bruikbaar

Slide 23 - Quiz

Geeft de bron antwoord op de vraag:

'Wat waren de redenen van mensen om mee te gaan op kruistocht?'
Kaart van Jeruzalem, de belangrijkste stad op aarde voor de christenen.
A
Wel bruikbaar
B
Een beetje bruikbaar
C
Niet bruikbaar

Slide 24 - Quiz

Welke belangrijke gebeurtenis vond er plaats in het jaar 1204?
A
De Byzantijnen heroveren Constantinopel
B
Kruisvaarders nemen Constantinopel in
C
Saladin herovert Jeruzalem
D
De kruisvaardersstaten houden op te bestaan

Slide 25 - Quiz

De reconquista betekent ( meerder antwoorden mogelijk)
A
dat de Franken de islamieten verslaan in 732
B
dat Spanje islamitisch werd
C
dat Spanje weer christelijk werd
D
de herverovering in 1492

Slide 26 - Quiz

1. De reconquista was de herovering van de christenen op de moslims in Spanje en Portugal.
2. Na de reconquista wilde de Spaanse en Portugese vorsten het geloof verspreiden.
A
Alleen antwoord 1 is waar.
B
Antwoord 1 en 2 zijn waar.
C
Aleen antwoord 2 is waar.
D
Antwoord 1 en 2 zijn niet waar.

Slide 27 - Quiz

De Reconquista is een onderdeel van het KA: de expansie van de christelijke wereld naar buiten toe.
A
Waar
B
Niet-waar

Slide 28 - Quiz

Noem 2 gevolgen van de kruistochten?
A
Iedereen in Europa werd Moslim
B
Iedereen in het Midden Oosten werd Chisten.
C
Europeanen waren onder de indruk van de cultuur van het Midden-Oosten.
D
Veel Europeanen wilden naar het Midden Oosten verhuizen.

Slide 29 - Quiz