PERSOONSVORM TEGENWOORDIGE TIJD
stam / ik-vorm: bij ik: ik loop, ik vind, ik word
stam / ik-vorm: bij je/jij achter de pv: loop jij / vind jij / word jij
stam / ik vorm + t in andere gevallen: hij loopt, hij vindt, hij wordt / loopt je vader / vindt je vader / wordt je zus
Het hele werkwoord / infinitief bij meervoud: wij lopen, de leerlingen vinden/ de apen worden
ik loop - ik vind / loop jij - vind jij
Heb je te maken met iets of iemand anders, dan schrijf je stam + t:
hij loopt - Pieter vindt - jij wordt
Tip: Zet wanneer je dit niet goed hoort i.v.m. een -t klank in stam een ander werkwoord neer (bijvoorbeeld lopen). Dan hoor je namelijk of er wel of geen -t achter de stam komt.