Past simple vs present perfect

Grammar
Goal:
At the end of this class,
- you know how to form a past simple
- you know how to form a present perfect

1 / 15
suivant
Slide 1: Diapositive
EngelsMiddelbare schoolhavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon

Grammar
Goal:
At the end of this class,
- you know how to form a past simple
- you know how to form a present perfect

Slide 1 - Diapositive

Past simple
We hebben het vaak gehad over de 'past simple'. De past simple staat voor de verleden tijd in het Engels.

Hoe vorm je het ookal weer?
- ww + ed (of uitzonderingen)
- tweede rijtje onr. ww

Slide 2 - Diapositive

Zet het volgende woord in de verleden tijd: I AM

Slide 3 - Question ouverte

Zet het volgende woord in de verleden tijd: stop

Slide 4 - Question ouverte

Zet het volgende woord in de verleden tijd: study

Slide 5 - Question ouverte

Zet het volgende woord in de verleden tijd: walk

Slide 6 - Question ouverte

Present perfect
Je gebruikt de present perfect wanneer:
- Iets in het verleden begonnen is en nu nog aan de gang is
- Om te praten over ervaringen
- Om te zeggen dat iets in het verleden is gebeurd en dat je daarvan nu het resultaat merkt

Je maakt de present perfect door have/has + voltooid deelwoord (ww + ed of 3de rijtje onregelmatige ww) te gebruiken.
Has bij ‘shit’-rule 

Slide 7 - Diapositive

Signaalwoorden
Signaalwoorden, woorden waaraan je ziet dat het ook nu nog van invloed is of nog steeds bezig is, zijn: for, yet, just since, already, ever en never. (fyne jas)
- We have never been to that restaurant.
- I have seen this movie six times already. -> negatief?
- Robert has lost his keys.

Slide 8 - Diapositive

Recap
Bij de past simple is het dus al afgelopen (verleden tijd) en bij de present perfect is de actie nog bezig – of heeft het nog invloed op het heden. (tt)
Past simple: Hele werkwoord + ed (uitzondering of 2de rijtje onregelmatige ww)
Present perfect: Have/has + ww + ed (uitzondering of 3de rijtje onregelmatige ww) 

Slide 9 - Diapositive

1. I ... (NOT SEE) him since last Christmas.

A
didn't see
B
doesn't see
C
haven't seen
D
hasn't seen

Slide 10 - Quiz

2. She ... (LOOK) wonderful last night.

A
looked
B
looks
C
have looked
D
has looked

Slide 11 - Quiz

3. They ... (NOT INVITE) you for their party last week.

A
didn't invite
B
don't invite
C
haven't invited
D
hasn't invited

Slide 12 - Quiz

4. She ... (PLAY) this game for years now.

A
played
B
plaid
C
have played
D
has played

Slide 13 - Quiz

Goal achieved?
Goal:
At the end of this class,
- you know how to form a past simple
- you know how to form a present perfect

Slide 14 - Diapositive

En, snap je alles?
A
Ja
B
Nee
C
Na extra oefenen

Slide 15 - Quiz