Werk over en te kort 2.1

H2 Werkloos
§2.1 Werk over en te kort
1 / 22
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 4

Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

H2 Werkloos
§2.1 Werk over en te kort

Slide 1 - Diapositive

Wat gaan we doen vandaag?

  • behandelen  paragraaf 2.1 (15 min) 
  • zelfstandig werken (15 min)
  • Wat hebben we geleerd (5 min)

Slide 2 - Diapositive

Leerdoelen
  1. Ik kan uitleggen wat aanbod en vraag naar arbeid is.
  2. Ik kan uitleggen wat het verschil is tussen een krappe en ruime arbeidsmarkt.
  3. Ik kan vertellen wie bij de beroepsbevolking horen.

Slide 3 - Diapositive

Slide 4 - Vidéo

Aanbod van arbeid= Beroepsbevolking


Beroepsbevolking:

alle inwoners van Nederland van 15 tot 75 jaar, die betaald werk hebben of betaald werk zoeken.


Horen jullie bij de beroepsbevolking?


Slide 5 - Diapositive

Slide 6 - Diapositive

Vraag naar arbeid = Werkgelegenheid 
Overheid en bedrijven hebben personeel nodig. 
Dit is de vraag naar arbeid (werkgelegenheid).

Bezette arbeidsplaatsen:       banen die vervuld zijn
Onbezette arbeidsplaatsen: vacatures

Werkgelegenheid wordt uitgedrukt in arbeidsjaren: de tijd die een voltijder in een jaar werkt.

Slide 7 - Diapositive

Vraag naar werk (werkgevers) berekenen in arbeidsjaren

Slide 8 - Diapositive

Mensen die bij de beroepsbevolking horen hebben een betaalde baan of zijn op zoek naar een betaalde baan.  Deze mensen bieden hun arbeid aan. De beroepsbevolking is dus het aanbod van arbeid.
Arbeidsmarkt is het totaal van vraag en aanbod naar arbeid. 

Als de vraag naar arbeid groot is en het aanbod klein: er is een krappe arbeidsmarkt en weinig werkloosheid. 

Als de vraag naar arbeid klein is en het aanbod groot: er is een ruime arbeidsmarkt en veel werkloosheid.  
Bedrijven & overheid zijn op zoek naar personeel. Zij vragen arbeid.

Slide 9 - Diapositive

Arbeidsmarkt
  • het geheel van vraag naar en aanbod van arbeid

Slide 10 - Diapositive

Krappe arbeidsmarkt
Krappe arbeidsmarkt (tekort) = meer vraag dan aanbod

  • tekort aan personeel
  • grote kans op een baan voor werkzoekenden
  • grote kans op stijging lonen

Slide 11 - Diapositive

Ruime arbeidsmarkt
Ruime arbeidsmarkt (overschot) = meer aanbod dan vraag

  • werkeloosheid hoog
  • weinig kans op een baan voor werkzoekenden
  • kans dat lonen verslechteren.

Slide 12 - Diapositive

Werkplaatsen berekenen
  • Waarom is het handig om te weten hoeveel mensen of uur er gewerkt wordt in een bedrijf?

  • Het wordt gemeten in arbeidsjaren (arbeidsvolume) of in aantallen personen

--> arbeidsjaar: fulltime baan op jaarbasis 



Slide 13 - Diapositive

Wie van de onderstaande hoort NIET bij aanbod van arbeid?
A
Kees die werkt bij new york pizza
B
Lara die ober is bij een restaurant
C
Mats die een eigen stukadoorsbedrijf heeft met personeel
D
Ik als leraar

Slide 14 - Quiz

Wat is de beroepsbevolking?
A
Iedereen die werkt of werkloos is
B
Iedereen die werkt
C
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt
D
Iedereen van 15 jaar tot de pensioenleeftijd die werkt of werkloos is

Slide 15 - Quiz

Bij een ruime arbeidsmarkt is er sprake van:
A
hogere lonen
B
meer werkloosheid
C
veel vraag en weinig aanbod van arbeid

Slide 16 - Quiz

De beroepsbevolking is het aanbod op de arbeidsmarkt.
A
Juist
B
Onjuist

Slide 17 - Quiz

De werkgelegenheid bestaat uit ...
A
De mensen met een betaalde baan
B
Iedereen die op zoek is naar een betaalde baan
C
Alle bezette arbeidsplaatsen en de vacatures
D
Onbezette arbeidsplaatsen en de vacatures

Slide 18 - Quiz

Wanneer is er sprake van een ruime arbeidsmarkt?
A
Veel vacatures, veel werknemers
B
Veel vacatures, weinig werknemers
C
Weinig vacatures, veel werknemers
D
Weinig vacatures, weinig werknemers

Slide 19 - Quiz

Er werken 20 full-time krachten (36 uur/week). en 10 parttimers die gezamenlijk 300 uur werken per week. Wat is de werkgelegenheid in arbeidsjaren?

Slide 20 - Question ouverte

Arbeidsjaren =
werkgelegenheid in arbeidsjaren = 20 + (300/36) 8,3 = 28,3 arbeidsjaren

Slide 21 - Diapositive


--> Maken: 3.1 --> 6 t/m 10 en 12

Slide 22 - Diapositive