H2 samenvatting 3H-3V (22-23)

Chemische reacties
Samenvatting 
3 Havo/VWO
1 / 36
suivant
Slide 1: Diapositive
ScheikundeMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 3

Cette leçon contient 36 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Chemische reacties
Samenvatting 
3 Havo/VWO

Slide 1 - Diapositive

Wat verandert er bij chemische reacties?
A
Niets
B
Vlammen
C
Fase (vast, vloeistof of gas)
D
Stofeigenschappen

Slide 2 - Quiz

Wat gebeurt er met de atomen bij een chemische reactie?
A
verdwijnen en nieuwe worden gevormd
B
die her-rangschikken tot nieuwe moleculen
C
die veranderen van massa
D
die verdwijnen gewoon

Slide 3 - Quiz

Treden chemische reacties op als je mengsels scheidt
A
Ja, altijd
B
Soms, bv bij destilleren
C
Nee, nooit
D
Alleen bij indampen

Slide 4 - Quiz

welke van onderstaande verschijnselen is een chemische reactie
A
Het dichtvriezen van een vijver
B
Het oplossen van suiker in water
C
Het zuur worden van melk
D
Het destilleren van wijn

Slide 5 - Quiz

Macro- en micro niveau
Beschrijvingen van waarnemingen worden het macroniveau genoemd.
Beschrijving of verklaring met behulp van deeltjes wordt microniveau genoemd

Slide 6 - Diapositive

Met het deeltjesmodel kun je niet verklaren dat stoffen verdwijnen en nieuwe ontstaan.

Molecuul: Een molecuul is een groepje atomen.
Atomen
Moleculen zijn uit nóg kleinere deeltjes opgebouwd, namelijk atomen.
De ± 120 elementen (niet-ontleedbare stoffen) bestaan uit deze atomen.
Elke atoomsoort heeft zijn eigen symbool:
Waterstof           H
Lood                      Pb
Kobalt                   Co




Denk aan hoofdletters/kleine letters. Co is kobalt
CO is koolstofmono-oxide 

Slide 7 - Diapositive

Als je weet welke atomen en hoeveel, geef je de molecuulformule

Slide 8 - Diapositive

De meeste elementen bestaan uit losse atomen.
Sommige niet-ontleedbare stoffen bestaan uit moleculen
De volgende moet je kennen (tabel 6):
Claire      Cl2(g)    Chloor 
Fietst       F2(g)     Fluor
Naar        N2(g)     Stikstof
Haar        H2(g)     Waterstof
Oma        O2(g)      Zuurstof
In               I2(s)       Jood (hoofdletter i)
Breda       Br2(l)     Broom


Slide 9 - Diapositive

Stoffen die uit zuurstof en een ander element bestaan, eindigen op oxide.
Dit geldt ook voor enkele andere atoomsoorten:

IJzeroxide bestaat uit ijzeratomen en zuurstofatomen
Waterstofsulfide bestaat uit waterstofatomen en zwavelatomen
Kaliumfluoride bestaat uit kaliumatomen en fluoratomen
Natriumchloride bestaat uit natriumatomen en chlooratomen
Stikstofbromide bestaat uit stikstofatomen en broomatomen
Calciumjodide bestaat uit calciumatomen en joodatomen

Slide 10 - Diapositive

Systematische naamgeving
Water    H2O    en    Koolstofdioxide     CO2
Namen van stoffen
Indices vind je in de naam terug: Griekse voorvoegsels





Index

Slide 11 - Diapositive

Meerdere moleculen worden
aangegeven met een 
coëfficiënt
                                      3 CO2
Bij een chemische reactie ontstaan nieuwe moleculen omdat atomen opnieuw worden gerangschikt.

Max + Verstappen => ex + panters + vamp
 

Coëfficiënt

Slide 12 - Diapositive

Welk getal is het griekse voorvoegsel hepta?
A
4
B
5
C
6
D
7

Slide 13 - Quiz

Wat is de naam van de volgende stof:
NO
A
nucleairmono-oxide
B
stikstofmono-oxide
C
nitraatmono-oxide
D
natriummono-oxide

Slide 14 - Quiz

Wat is het griekse telwoord voor 5
A
tetra
B
penta
C
hexa
D
octa

Slide 15 - Quiz

Geef de naam van
SiBr4
A
tetrasiliciumchloride
B
siliciumtetrachloride
C
tetrasiliciumbromide
D
siliciumtetrabromide

Slide 16 - Quiz

Geef aan welk(e) getal(len) de index en welk(e) getal(len) de coefficient is/zijn in: 6
 H2SO4
A
Index: 6 coefficient: 2 en 4
B
Index: 6 en 2 coefficient: 4
C
Index: 2 en 4 coefficient: 6
D
Index: 6 en 2 coefficient: 4

Slide 17 - Quiz

Wat zie je hier?
A
B
C
D

Slide 18 - Quiz

In welk fase heeft een stof gemiddeld de hoogste temperatuur?
A
vaste fase
B
vloeibare fase
C
gas fase
D
dat kan in alle 3 fasen zijn

Slide 19 - Quiz

Hoe noem je een stof die bestaat uit een magnesiumatoom en een zwavelatoom?
A
magnesiumchloride
B
magnesiumbromide
C
magnesiumoxide
D
magnesiumsulfide

Slide 20 - Quiz

Ontleedbare stoffen/verbindingen: stoffen die je kunt ontleden.
Bestaan uit minstens 2 atoomsoorten

Niet ontleedbare stoffen/elementen: kun je niet ontleden. Deze bestaan uit 1 atoomsoort.
Deze 118 elementen staan in P.S.

Slide 21 - Diapositive

Niet ontleedbare stoffen; elementen

Twee groepen; Metalen
Niet metalen
Deze staat  ook in je boek

Slide 22 - Diapositive

Welke formule is een verbinding?
A
B
C
D

Slide 23 - Quiz

Om van een verbinding naar elementen te gaan moeten we de stof....
A
scheiden
B
verbranden
C
mengen
D
ontleden

Slide 24 - Quiz

Verbranden
Onthoud: Een verbranding is altijd een reactie met zuurstof

Brandstof + zuurstof (g) => verbrandingsproduct(en)

Op deeltjesniveau (microniveau) worden atoombindingen verbroken en nieuwe atoombindingen gevormd.

Slide 25 - Diapositive

Verbrandingsproducten heten oxides
(verbinding v zuurstofatoom en 1 andere atoomsoort)
Bevat de brandstof:          dan ontstaat  bij volledige verbranding:
                C                                       CO2   
                H                                       H2
                S                                        SO2
                een metaal                   metaaloxide

volledige verbranding vindt plaats bij voldoende zuurstof.

Slide 26 - Diapositive

Aantoningsreacties
Verbrandingsproducten zijn aantoonbaar met reagens.

Water: - wit kopersulfaat kleurt blauw.
                - wit custard poeder kleurt geel
Koolstofdioxide: kalkwater van helder naar melkwit/troebel.

Slide 27 - Diapositive

Ontleden
Onthoud: een beginstof, meerdere reactieproducten.
Voor ontleden is energie nodig 
3 bronnen van energie: 
* Warmte => Thermolyse 
* Licht => Fotolyse
* Elektriciteit => Elektrolyse 
         Water ontleden in waterstof en zuurstof.

Slide 28 - Diapositive

Aantonen
Aantonen waterstof en zuurstof

Slide 29 - Diapositive

Wat is een ontledingsreactie?
A
Een reactie met zuurstof
B
Reactie met één beginstof en meerdere reactieproducten
C
Een verbranding
D
Reactie met meerdere beginstoffen en één reactieproduct

Slide 30 - Quiz

Welke van de volgende reacties is een ontledingsreactie?
A
Waterstof en zuurstof => Water
B
koolstof en zuurstof => koolstofdioxide
C
Koper en Zuurstof => Koperoxide
D
Papier => koolstof + water + brandbaar gas

Slide 31 - Quiz

Fotolyse is een ontleding die plaatsvindt onder invloed van....
A
(zon)licht
B
elektriciteit
C
warmte
D
huh??

Slide 32 - Quiz

Als het atoom C in de brandstof zit, ontstaat bij volledige verbranding:
A
B
C
D

Slide 33 - Quiz

Met welk reagens (en waarneming) toon je koolstofdioxide aan?
A
Wit kopersulfaat wordt blauw
B
wit custardpoeder kleurt geel
C
helder kalkwater wordt wit troebel
D
Huh?

Slide 34 - Quiz

Welke reactieproducten ontstaan bij de verbranding van glucose,
C6H12O6
A
B
C
D

Slide 35 - Quiz

Toets Vrijdag 13 januari
Zorg voor een volle iPad

Slide 36 - Diapositive