Hoofdstuk 13 - Waar is Daan?

Hoofdstuk 13 - Waar is Daan?
1 / 17
suivant
Slide 1: Diapositive
NT2Speciaal OnderwijsLeerroute 1

Cette leçon contient 17 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Hoofdstuk 13 - Waar is Daan?

Slide 1 - Diapositive

Lezen
Lees de tekst.
Ken je een woord niet? Zoek het op!
Zoek niet de hele zin op!
Probeer zelf te lezen, niet met Google Translate.
Schrijf nieuwe woorden op! 

Slide 2 - Diapositive

Lees de tekst
Woensdagmiddag om twee uur staat Paul bij de basisschool. Hij staat tussen alle ouders en wacht op Daan. Ik wil hier snel weer weg, denkt hij. Dan gaan de deuren van de school open en komen de kinderen naar buiten. Paul ziet wel vijftig kinderen. Maar waar is Daan? Dan ziet hij Daan lopen. 'Daan!' roept hij en hij doet zijn hand omhoog. Het jongetje kijkt niet en loopt de andere kant op. Paul loopt snel naar het jongetje en pakt hem bij zijn schouder. 'Hé Daan',  zegt hij en hij lacht heel lief. Het jongetje kijkt om. 'Ik ben niet Daan, ik ben Hamid,' zegt hij. 'O sorry!' zegt Paul. Hij begrijpt het niet. 

Slide 3 - Diapositive

Waarom staat Paul bij de school van Daan?
A
Hij is samen met Paula
B
Hij moet op Daan passen
C
Hij werkt op de school

Slide 4 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Paul is blij
B
Paul is verdrietig
C
Paul is ongeduldig

Slide 5 - Quiz

Paul ziet Daan lopen.
A
waar
B
niet waar

Slide 6 - Quiz

Paul is gemeen tegen het jongetje.
A
waar
B
niet waar

Slide 7 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Paul is te laat
B
Paul is bij de verkeerde school
C
Paul weet niet waar Daan is

Slide 8 - Quiz

Lees de tekst
Zijn ogen zoeken tussen alle kinderen, maar hij ziet Daan niet. Paul loopt de school binnen. Misschien kan een meester of juf mij helpen, denkt hij. Daar ziet hij al een juf. 'Hallo,' zegt Paul, 'Daan is weg! Heeft u hem gezien?' De juf lacht vriendelijk. 'Jij bent zeker buurman Paul', zegt ze. 'Maak je geen zorgen hoor, Daan is nog in de klas. Volgens mij is hij een beetje bang voor je.' Paul loopt de klas in. Daar zit Daan op een stoeltje. Hij moet een beetje huilen. 'Ik wil mama,' zegt hij. 

Slide 9 - Diapositive

Waarom gaat Paul de school in?
A
Hij gaat Daan zoeken
B
Hij gaat hulp vragen
C
Hij gaat Paula bellen

Slide 10 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Daan is al naar huis
B
Daan is door iemand anders opgehaald
C
Daan is nog op school

Slide 11 - Quiz

Waarom moet Daan huilen?
A
Hij is bang voor Paul
B
Hij voelt zich niet lekker
C
Hij mist Paula

Slide 12 - Quiz

Lees de tekst
Paul gaat naast Daan op een stoeltje zitten. 'Deze stoel is veel te klein voor mijn grote billen!' roept hij. En hij valt van het stoeltje. Nu moet de kleine Daan een beetje lachen. 'Jij hebt ook een grote buik,' zegt hij. Paul lacht. 'Dat komt omdat ik zoveel koekjes eet!' zegt hij. 'Ik ben de koekjesman.'
Daan lacht weer. Nu wil hij wel met Paul mee. 'Goed gedaan', zegt de juf. Paul geeft de juf een knipoog. 'Ik ben heel goed met kinderen,' zegt hij. 

Slide 13 - Diapositive

Welke zin klopt?
A
Paul knuffelt Daan
B
Paul doet iets grappigs
C
Paul geeft Daan een koekje

Slide 14 - Quiz

Wat zegt Daan tegen Paul?
A
Dat hij een beetje gek is
B
Dat hij een beetje dik is
C
Dat hij een beetje eng is

Slide 15 - Quiz

Welke zin klopt?
A
Daan is niet meer bang voor Paul
B
Daan is verdrietig door Paul
C
Daan wil bij de juf blijven

Slide 16 - Quiz

Paul vindt het oppassen nu wel leuk.
A
waar
B
niet waar

Slide 17 - Quiz