OKAN schakelklas: directe en indirecte rede

1 / 39
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsSecundair onderwijs

Cette leçon contient 39 diapositives, avec diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Hospitaal = ziekenhuis

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mening geven

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mening geven
  • Ik vind dat de Belgen slecht gespeeld hebben.

  • Ik denk dat de Belgen hun best niet gedaan hebben. 

  • Ik geloof dat Marokko beter was.

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je bent zeker

Slide 5 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je bent zeker
  • Ik weet zeker dat fruit en groenten gezond zijn.

  • Ik ben ervan overtuigd dat fruit gezonder is dan snoep.

Slide 6 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je bent niet zeker

Slide 7 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Je bent niet zeker
  • Ik weet niet of sporten altijd goed is.

  • Ik twijfel eraan of sporten voor iedereen goed is. 

  • Ik heb geen idee hoeveel je moet sporten.

Slide 8 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 9 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 10 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Iemand anders zegt iets...
Wat zegt Mark?

Slide 11 - Diapositive


Wanneer we willen tonen wat iemand zegt kan dat simpelweg in een tekstballon, maar dat kan niet altijd. Bijvoorbeeld in een boek, in een brief, … kan dat niet. Dan heb je dus wel een andere manier. Het kan zelfs op 2 manieren: directe en indirecte rede.
Directe rede:
- direct, letterlijk weergeven wat iemand zegt
- wat iemand zegt staat tss aanhalingstekens
• Binnen tekstballon = binnen aanhalingstekens
• Uitgesproken zin volledig overnemen
• Hoofdletters behouden
• Leestekens behouden
Indirecte rede:
- onrechtstreeks zeggen wat iemand zegt
- voegwoord (meestal ‘dat’)
- onderwerp + ww + voegwoord + bijzin

Mark zegt: "Ik weet het antwoord."
Ik weet het antwoord.

Slide 12 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mark zegt dat hij het antwoord weet.
Ik weet het antwoord.

Slide 13 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mark zegt dat hij het antwoord weet.
Mark zegt: "Ik weet het antwoord."

Slide 14 - Diapositive


Wanneer we willen tonen wat iemand zegt kan dat simpelweg in een tekstballon, maar dat kan niet altijd. Bijvoorbeeld in een boek, in een brief, … kan dat niet. Dan heb je dus wel een andere manier. Het kan zelfs op 2 manieren: directe en indirecte rede.
Directe rede:
- direct, letterlijk weergeven wat iemand zegt
- wat iemand zegt staat tss aanhalingstekens
• Binnen tekstballon = binnen aanhalingstekens
• Uitgesproken zin volledig overnemen
• Hoofdletters behouden
• Leestekens behouden
Indirecte rede:
- onrechtstreeks zeggen wat iemand zegt
- voegwoord (meestal ‘dat’)
- onderwerp + ww + voegwoord + bijzin

Mark zegt dat hij het antwoord weet.
Mark zegt: "Ik weet het antwoord."
= directe rede

In de directe rede citeren we letterlijk wat iemand zegt.
= indirecte rede

In de indirecte rede citeren we niet letterlijk wat iemand zegt.

Slide 15 - Diapositive

Citeren is het letterlijk kopiëren van andermans woorden. Dit kan een zinsdeel, een zin of een alinea zijn. Hierbij is het belangrijk dat je de geciteerde tekst tussen aanhalingstekens plaatst
Directe rede
Papa zegt: "Vanavond kijken we naar de voetbal."
Marie zegt: "De Rode Duivels winnen zeker het WK!"
Mijn broer zegt: "Iedereen kijkt graag naar de voetbal."

Slide 16 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Directe rede
—> Dubbele punt voor het citaat.
—> Aanhalingstekens voor en achter het citaat.

Slide 17 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mevrouw zegt: Neem allemaal jullie boek.

Sam zegt: Ik wil naar de zee gaan!

Mijn oma zegt: Ik maak vanavond een lekkere taart.

Slide 18 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Vrolijk Kerstfeest allemaal!
De Kerstman zegt...

Slide 19 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Ik heb honger.
De hond zegt...

Slide 20 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Smakelijk!
De kok zegt...

Slide 21 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 22 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mark zegt dat hij het antwoord weet.
Mark zegt: "Ik weet het antwoord."
= directe rede

In de directe rede citeren we letterlijk wat iemand zegt.
= indirecte rede

In de indirecte rede citeren we niet letterlijk wat iemand zegt.

Slide 23 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Indirecte rede 
Papa zegt: "Vanavond kijken we naar de voetbal."

Marie zegt: "De Rode Duivels winnen het WK!"

Papa zegt dat we vanavond naar de voetbal kijken.
Marie zegt dat De Rode Duivels het WK winnen.

Slide 24 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Indirecte rede
—> Geen dubbele punt
—> Geen aanhalingstekens
—> Voegwoord (vaak dat)
—> Woordvolgorde verandert....

Slide 25 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Johan zegt dat alle voetballers snel lopen

hoofdzin + bijzin

Slide 26 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Johan zegt dat alle voetballers snel lopen

Bijzin: onderwerp + werkwoord

(na het voegwoord)         (achteraan)

Slide 27 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Mevrouw zegt ... jullie allemaal jullie boek moeten nemen.

Sam zegt ... ze naar de zee wil gaan.

Mijn oma zegt ... ze vanavond een lekkere taart maakt.

Slide 28 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 29 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Groepswerk: schrijf een verhaaltje
- 10 zinnen
- Onderwerp: "wie-wat-waar-vragen"
- Minstens 1 keer 'directe rede' of 'indirecte rede'

Slide 30 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 31 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wie?
Wat?
Waar?
Rede?

Slide 32 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Voorbeeld 

1. De dokter wil de mevrouw helpen.  (wie)
2. Ze zitten in de behandelkamer. (waar)
3. De mevrouw heeft pijn aan haar been. 
4. De mevrouw zegt "Ik heb al heel de dag pijn aan mijn been". (directe rede)
5. De mevrouw wilt een pilletje tegen de pijn. (wat)
6. ......

Slide 33 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Slide 34 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zegt Meryem over sporten?

Slide 35 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zegt Ahmed over roken?

Slide 36 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat zegt Mevrouw over gamen?

Slide 37 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij de dokter...
  • Dokter
  • Man
  • Vrouw 

Slide 38 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

Bij de leerkracht...
  • Leerkracht
  • Leerling
  • Papa 

Slide 39 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions