Herhaling formuleren paragraaf 1 t/m 3

Haal alle 'dubbelop fouten' uit de onderstaande zin
1 / 18
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvwoLeerjaar 5

Cette leçon contient 18 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Haal alle 'dubbelop fouten' uit de onderstaande zin

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

1: Onjuiste herhaling
  • Een vast voorzetsel wordt ten onrechte herhaald. 

Slide 2 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

2: Tautologie
  • Je zegt twee keer hetzelfde, met twee verschillende woorden die hetzelfde betekenen
  • Zelfde woordsoort 
Let op!
Als een tautologie als stijlfiguur wordt gebruikt, is het wel correct. 
Bijv. altijd en eeuwig. 

Slide 3 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

3: Pleonasme
  • Een deel van de betekenis van het woord wordt door een ander woord nog eens uitgedrukt
  • Twee verschillende woordsoorten. 
Let op!
Als een pleonasme als stijlfiguur wordt gebruikt, is het wel correct. 
Bijv. beoogde doelgroep / nieuwe aanwinst

Slide 4 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions

4: Contaminatie
  • Twee bestaande uitdrukkingen worden ten onrechte door elkaar gehaald.  

Slide 5 - Diapositive

Of 'perfectionist zijnde'
5: Dubbele ontkenning
  • Een werkwoord met een ontkennend karakter krijgt ten onrechte een tweede ontkenning. 

Slide 6 - Diapositive

Of 'perfectionist zijnde'
De familie Delfgaauw was dolgelukkig, want op het winnen van de straatprijs in de postcodeloterij had ze absoluut niet op gerekend.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Onjuiste herhaling
D
Tautologie

Slide 7 - Quiz

Woordje op wordt onnodig herhaald.

De familie Delfgaauw was dolgelukkig, want op het winnen van de straatprijs in de postcodeloterij had ze absoluut niet op gerekend. 
Voor de supporters zullen Feyenoord en Ajax altijd elkaars grootste aartsrivalen blijven.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 8 - Quiz

Pleonasme --> grootste (bijvoeglijk naamwoord) + aartsrivalen (zelfstandig naamwoord)

Voor de supporters zullen Feyenoord en Ajax altijd elkaars grootste aartsrivalen blijven. 
De titel van het nieuwe tv-programma dat morgen voor het eerst wordt uitgezonden heet Vertrouwen in de toekomst.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Onjuiste herhaling
D
Tautologie

Slide 9 - Quiz

Contaminatie --> De titel + heet

De titel van het nieuwe tv-programma dat morgen voor het eerst wordt uitgezonden heet is Vertrouwen in de toekomst.
Ik vind dat je mensen gerust kunt verplichten om donor te worden, want als je zelf ernstig ziek wordt, wil je immers ook graag een donororgaan ontvangen.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 10 - Quiz

Tautologie --> want en immers (beide voegwoorden, dus zelfde woordsoort!) 

Ik vind dat je mensen gerust kunt verplichten om donor te worden, want als je zelf ernstig ziek wordt, wil je immers ook graag een donororgaan ontvangen. 
Om te voorkomen dat reizigers stranden als gevolg van problemen op het spoor, raadt de NS de mensen af om met deze strenge vorst niet met de trein te reizen.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 11 - Quiz

Dubbele ontkenning: Raadt .. af + niet

Om te voorkomen dat reizigers stranden als gevolg van problemen op het spoor, raadt de NS de mensen af om met deze strenge vorst niet met de trein te reizen. 
Tijdens de financiële crisis was het voor bedrijven en particulieren nauwelijks mogelijk om een lening af te kunnen sluiten.
A
Contaminatie
B
Dubbele ontkenning
C
Pleonasme
D
Tautologie

Slide 12 - Quiz

Pleonasme: mogelijk + kunnen (verschillende woordsoorten

Tijdens de financiële crisis was het voor bedrijven en particulieren nauwelijks mogelijk om een lening af te kunnen sluiten.
Formuleren (verwijswoorden)

''Je moet even doorfietsen naar de volgende pinautomaat, want ... hier doet het niet.''
A
het
B
dit
C
dat
D
deze

Slide 13 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formuleren (verwijswoorden)
Het enige ....................... telt, is dat je goed je best doet.

Kies het correcte verwijswoord.
A
wat
B
dat

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formuleren (verwijswoorden)
Zou je morgen deze cadeaubon aan hun / hen willen geven?

Kies het correcte verwijswoord.
A
hun
B
hen

Slide 15 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formuleren (verwijswoorden)
Hij gaf zijn vriendin, .................. hij twee jaar verkering had, een ring.

Kies het correcte verwijswoord.
A
waarmee
B
met wie

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Formuleren (verwijswoorden)

''Ik heb een oude fiets, maar … rijdt nog goed.''
A
dat
B
dit
C
hem
D
die

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke zin is sprake incongruentie?
A
De nieuwe leden werden gevraagd de contributie steeds voor het einde van de maand te betalen.
B
Pieter studeert nu veel langer, maar de nieuwe studie bevalt hem echter beter.
C
Na het sporten kwam Jette tot de ontdekking dat haar fiets gestolen was.
D
Aan de goede bedoelingen van zijn docent heeft mijn broer lang aan getwijfeld.

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions