Cette leçon contient 15 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
La durée de la leçon est: 45 min
Éléments de cette leçon
Positieve en negatieve getallen
paragraaf 9.1
Slide 1 - Diapositive
Cet élément n'a pas d'instructions
Leerdoel
Aan het einde van deze les kun je uitleggen wat positieve en negatieve getallen zijn.
Slide 2 - Diapositive
Introduceer het leerdoel en leg uit wat de studenten aan het einde van de les zouden moeten begrijpen.
Wat weet jij al over positieve en negatieve getallen? En waar kom je deze getallen tegen?
Slide 3 - Carte mentale
Cet élément n'a pas d'instructions
Wat zijn positieve getallen?
Positieve getallen zijn getallen die boven nul liggen. Bijvoorbeeld: 1, 2, 3, 4, 5, enz.
Slide 4 - Diapositive
Leg uit wat positieve getallen zijn en geef voorbeelden.
Wat zijn negatieve getallen?
Negatieve getallen zijn getallen die onder nul liggen. Bijvoorbeeld: -1, -2, -3, -4, -5, enz.
Slide 5 - Diapositive
Leg uit wat negatieve getallen zijn en geef voorbeelden.
Waarom zijn positieve en negatieve getallen belangrijk?
Positieve en negatieve getallen worden bijvoorbeeld gebruikt als we het over temperatuur hebben.
Slide 6 - Diapositive
Leg uit waarom het belangrijk is om positieve en negatieve getallen te begrijpen en hoe ze worden gebruikt.
Hoe worden positieve en negatieve getallen weergegeven?
Positieve getallen worden vaak weergegeven
zonder een teken voor het getal.
Negatieve getallen worden vaak voorafgegaan
door een min-teken (-).
Slide 7 - Diapositive
Leg uit hoe positieve en negatieve getallen worden weergegeven en geef voorbeelden.
Welke getallen uit de lijst zijn negatief?
A
-4
B
8
C
-8
D
5
Slide 8 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Welke getallen uit de lijst zijn positief?
A
8
B
6
C
5
D
103
Slide 9 - Quiz
Cet élément n'a pas d'instructions
Hoe worden positieve en negatieve getallen toegepast?
Positieve en negatieve getallen worden gebruikt om verschillen te benadrukken, zoals winst en verlies, en ook temperatuurverschillen.
Slide 10 - Diapositive
Leg uit hoe positieve en negatieve getallen worden toegepast in het echte leven en geef voorbeelden.
Samenvatting
Je hebt vandaag geleerd wat positieve en negatieve getallen zijn en hoe ze worden gebruikt.
Slide 11 - Diapositive
Vat de belangrijkste punten van de les samen en controleer of de studenten het leerdoel hebben bereikt.
Schrijf 1 ding op die je deze les hebt geleerd.
Slide 12 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier drie dingen in die ze in deze les hebben geleerd. Hiermee geven ze aan wat hun eigen leerrendement van deze les is.
Schrijf 1 ding op waarover je meer wilt weten.
Slide 13 - Question ouverte
De leerlingen voeren hier twee dingen in waarover ze meer zouden willen weten. Hiermee vergroot je niet alleen betrokkenheid, maar geef je hen ook meer eigenaarschap.
Stel 1 vraag over iets dat je nog niet zo goed hebt begrepen.
Slide 14 - Question ouverte
De leerlingen geven hier (in vraagvorm) aan met welk onderdeel van de stof ze nog moeite. Voor de docent biedt dit niet alleen inzicht in de mate waarin de stof de leerlingen begrijpen/beheersen, maar ook een goed startpunt voor een volgende les.