Cette leçon contient 22 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.
Éléments de cette leçon
Nederlands
Afstemming op het publiek
Slide 1 - Diapositive
Nederlands
Beoordelingscriteria:
Afstemming op het publiek
Slide 2 - Diapositive
Beoordelingscriteria
Je schrijfexamen wordt beoordeeld op:
- Samenhang
- Afstemming op het doel
- Afstemming op de doelgroep
- Spelling; interpunctie
- Grammatica en leesbaarheid
Slide 3 - Diapositive
Afstemming op het doel;
Wat wil jij bereiken met hetgeen je schrijft
Slide 4 - Diapositive
Wat is geen schrijfdoel
A
Instrueren
B
Begrijpen
C
Overtuigen
D
Informeren
Slide 5 - Quiz
Lesplanning
Je leert in deze les hoe je een tekst afstemt op je schrijfdoel en doelgroep.
Je gaat drie opdrachten maken in het werkboek (opdr. 3, 4 en 5)
Slide 6 - Diapositive
Aan wie schrijf je?
Hierbij let je op:
- toon
- woordgebruik
- voorkennis
Slide 7 - Diapositive
Schrijfdoelen
Schrijfdoel: wat wil je bij de lezer bereiken?
instrueren - informeren - overtuigen
Je tekst heeft de kenmerken van het schrijfdoel.
Slide 8 - Diapositive
Informerende tekst
Kenmerken:
- je geeft informatie over een bepaald onderwerp
- je geeft alleen feiten (geen mening!)
- je kunt wel meningen van anderen gebruiken, maar schrijf er dan bij van wie deze meningen zijn.
Slide 9 - Diapositive
Instruerende tekst
Kenmerken:
- je legt stapsgewijs uit hoe iets gedaan of gebruikt moet worden
- je gebruikt signaalwoorden: eerst, daarna, vervolgens
- je spreekt je lezer aan met jij/je of u
- je gebruikt gebiedende wijs (werkwoord vooraan)
Slide 10 - Diapositive
Voorbeeld:
Hoi buuf,
Fijn dat je op Leen wilt passen. To do deze week:
* Geef Leen elke dag één bakje met brokjes. Je vindt de bak met brokjes in de gangkast.
* Ververs elke dag haar water.
* Schep elke dag de drollen uit de kattenbak.
* Geef op woensdag de planten water.
Slide 11 - Diapositive
Overtuigende tekst
Kenmerken:
- je probeert de lezer te overtuigen van jouw standpunt (mening of onderwerp over een vraagstuk) door het geven van jouw argumenten (redenen waarom je een bepaald standpunt inneemt)
Slide 12 - Diapositive
Voorbeeld:
Een studie met proefdieren lijkt me totaal overbodig en onverantwoord. (standpunt)
Waarom proefdieren gebruiken, in dit geval genetisch gemanipuleerde muizen, die onder andere huidtransplantaties moeten ondergaan, om uit te vinden hoe je tatoeages bij mensen sneller kunt verwijderen?
Er zijn genoeg proefpersonen die de proef kunnen ondergaan. Zij lieten zich al eerder op eigen verzoek 'behandelen'' en het lijkt mij dus niet meer dan eerlijk dat zij ook 'de nabehandeling'die zij zelf wensen, ondergaan. (argument)
Slide 13 - Diapositive
Je hebt een vriendenweekend georganiseerd. Je legt je vrienden in een e-mail de route naar het vakantiehuisje uit.
A
instruerende tekst
B
overtuigende tekst
C
informatieve tekst
Slide 14 - Quiz
Wat is een kenmerk van een instruerende tekst?
A
je geeft je mening
B
je probeert de lezer te overtuigen van jouw standpunt
C
je legt stapsgewijs iets uit aan de lezer
D
je neemt een standpunt in
Slide 15 - Quiz
Je hebt voor je werk een beurs bezocht. Na afloop schrijf je een verslag aan je collega's waarin je je ervaringen op de beurs deelt.
A
informerende tekst
B
overtuigende tekst
C
instruerende tekst
Slide 16 - Quiz
Wat is een kenmerk van een informatieve tekst?
A
Je geeft alleen feiten en niet je eigen mening.
B
Je gebruikt gebiedende wijs (werkwoord vooraan in de zin).
C
Je geeft argumenten over een standpunt.
D
Je legt je lezer stapsgewijs uit hoe hij iets moet doen.
Slide 17 - Quiz
Doelgroep
De doelgroep is de groep mensen voor wie je je tekst schrijft. Je stemt je taalgebruik en uitleg af op de doelgroep.
Formeel: als je schrijft voor mensen die je niet kent of voor mensen die ouder zijn dan jij ( je gebruikt 'u' en je bent beleefd)
Informeel: als je schrijft voor vrienden, bekenden of leeftijdsgenoten (je gebruikt 'jij' en je bent wat vrijer in je taal)
Slide 18 - Diapositive
Je hebt voor je werk een cursus gevolgd. De organisatie die de cursus aanbood heeft je gevraagd een review te schrijven voor hun website.
A
formeel
B
informeel
Slide 19 - Quiz
Je schrijft een verslag van de cursus voor je directe collega's waarin je je ervaringen deelt.