esse posse ire

esse posse ire
Ken je de vormen van het werkwoord?
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
LatijnMiddelbare schoolvwoLeerjaar 4

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 60 min

Éléments de cette leçon

esse posse ire
Ken je de vormen van het werkwoord?

Slide 1 - Diapositive

deze les:
-lessonup over esse posse ire
-huiswerk nakijken
-?tijd voor de opdrachten

Slide 2 - Diapositive

Slide 3 - Diapositive

ut valetis, discipuli..?

Slide 4 - Carte mentale

Er zijn 4 rondes met tussendoor uitleg
-algemene ronde met tijdkenletters
-spiekronde: schema staat op de achtergrond
-ronde met verschillende vormen van esse posse ire
-2 sleepvragen
READY????

Slide 5 - Diapositive

Eerst een rondje tijdkenletters:
1. pf-stam + -era-
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
plusquamperfectum

Slide 6 - Quiz

Eerst een rondje tijdkenletters:
2. pf-stam + -eri-
A
praesens
B
plusquamperfectum
C
perfectum
D
futurum exactum

Slide 7 - Quiz

Eerst een rondje tijdkenletters:
3. -ba-
A
praesens
B
imperfectum
C
perfectum
D
futurum exactum

Slide 8 - Quiz

Eerst een rondje tijdkenletters:
4. -re- of: infinitivus
A
coni. praesens
B
coni. imperfectum
C
ind.perfectum
D
ind.futurum exactum

Slide 9 - Quiz

Eerst een rondje tijdkenletters:
5. -(v)isse- of: infinitivus perf
A
coni. praesens
B
coni. imperfectum
C
ind.perfectum
D
coni.pl.perfectum

Slide 10 - Quiz

DUS:
-a- (behalve bij a-stammen) -> coni.praes

-ba- ->ind.impf.
-re- -> coni.impf.

-era- -> ind.pl.perf.
-(v)isse- -> coni. pl.perf

Slide 11 - Diapositive

Slide 12 - Diapositive

Wat weet je al?
-esse en posse lijken op elkaar (posse = pot/pos-esse)
-het perfectum van esse is 'fui'; van posse 'potui'

Slide 13 - Diapositive

Slide 14 - Diapositive

nu een paar vragen
waarbij je kunt spieken!
Noteer straks:
-de tijd (volledig typen: praesens / plusquamperfectum / ...)
-wijs (indicativus/coniunctivus: alleen eerste letter typen: i / c)

Slide 15 - Diapositive

Wat voor tijd en wijs is: essem

Slide 16 - Question ouverte

Wat voor tijd en wijs is: eas

Slide 17 - Question ouverte

Wat voor tijd en wijs is: possim

Slide 18 - Question ouverte

Wat voor tijd en wijs is: fuissent

Slide 19 - Question ouverte

Wat voor tijd en wijs is: potueratis

Slide 20 - Question ouverte

en nu een rondje vormen esse posse ire:
6. sumus
A
wij zijn (ind)
B
wij zijn (coni)
C
wij waren (ind)
D
wij waren (coni)

Slide 21 - Quiz

en nu een rondje vormen esse posse ire:
7. possimus
A
wij kunnen (ind)
B
wij kunnen (coni)
C
wij zijn (ind)
D
wij waren (coni)

Slide 22 - Quiz

en nu een rondje vormen esse posse ire:
8. poterat
A
praesens: hij kan
B
praesens: hij kan (coni)
C
imperfectum: hij kon
D
plusquamperfectum: hij had gekund

Slide 23 - Quiz

en nu een rondje vormen esse posse ire:
9. iit
A
praesens: hij gaat
B
praesens: hij gaat (coni)
C
perfectum: hij ging
D
perfectum: hij ging (coni)

Slide 24 - Quiz

en nu een rondje vormen esse posse ire:
10. ierat
A
praesens: hij gaat
B
praesens: hij gaat (coni)
C
perfectum: hij ging
D
plusquamperfectum: hij was gegaan

Slide 25 - Quiz

praesens
futurum
plusquam perfectum
imperfectum
fuissem
eritis
potuerat
sitis
imus
ibam
fuerant

Slide 26 - Question de remorquage

simus
fuissem
sunt
essent
potueram
possint
posset
indicativus
coniunctivus
itis
eas

Slide 27 - Question de remorquage

Slide 28 - Diapositive