1.1 Wat is economie?

Welkom,


Welkom

Ga zitten en pak je spullen.
1 / 28
suivant
Slide 1: Diapositive
EconomieMiddelbare schoolvmbo lwoo, b, kLeerjaar 2

Cette leçon contient 28 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Welkom,


Welkom

Ga zitten en pak je spullen.

Slide 1 - Diapositive

Startopdracht
Kijk de video en beantwoord de vragen

Slide 2 - Diapositive

Hoofdstuk 1
Economie is meer dan geld

Slide 3 - Diapositive

Programma
  • Bespreken huiswerk
  • Uitleg 2e deel paragraaf 1
  • Aan het werk
  • Les afsluiten

Slide 4 - Diapositive

Paragraaf 1.1 


Wat is economie?

Slide 5 - Diapositive

Nakijken
Paragraaf 1.1
Opdracht 1 t/m 4

Slide 6 - Diapositive

Opdracht 1
a) Te weinig tijd
b) Eigen keuze
c) Geen extra geld
d)Huiswerk maken
e) Voldoende slaap

Slide 7 - Diapositive

Opdracht 2
a) Wat vind ik mooi? Hoeveel geld wil ik hieraan besteden? Bij welke winkel ga ik de bril kopen?
b) De merkloze bril =>  goedkoper en zelfde kwaliteit

Slide 8 - Diapositive

Opdracht 3
a) Consument - behoeften
b) Goed kunnen zien - een bril
c) Ja, zodra hij de bril koopt

Slide 9 - Diapositive

Opdracht 4
a) Zakgeld, werk, verjaardagsgeld.
b) 1 - 58%       2 - meer
c) Eigen antwoord

Slide 10 - Diapositive

Leerdoelen
Je leert in deze paragraaf:
  • waar economie over gaat (opdracht 1, 2).
  • voorbeelden van wat economie met jou te maken heeft (opdracht 3,4).
  • hoe bedrijven en de overheid met de economie te maken hebben (opdracht 5, 6, 7)
  • hoe je een geldbedrag op de juiste manier noteert (opdracht 8, 9, 10).

Slide 11 - Diapositive

Bedrijven en de overheid 
Producenten => winkels, webshops en bedrijven die een product verkopen of iets voor je doen.

Producenten maken ook keuzes:
  •  Wat voor producten willen ze verkopen?
  • Voor welke prijs?

Producenten verdienen geld door iets te verkopen.

Ook de mensen die bij hen werken verdienen geld. 


Slide 12 - Diapositive

Bedrijven en de overheid 
In het nieuws gaat het vaak over wetten en regels die de overheid maakt en economie.

Overheid => maakt wetten en regels:
  • Hoe hoog is het loon?
  •  Hoe hoog zijn de uitkeringen?
  • Hoeveel belasting moeten mensen betalen?

Als deze regel/wetten veranderen, kan dat gevolgen hebben. 

Slide 13 - Diapositive

Kinderbijslag
Ouders van kinderen onder de 18 jaar krijgen van de overheid kinderbijslag. 

Voor ieder kind ontvangen zij ieder kwartaal (= 3 maanden) een bedrag. Hoe hoog het bedrag is hangt af van de leeftijd van het kind. 

0 t/m 5 jaar      € 261,70
6 t/m 11 jaar     € 317,77
12 t/m 17 jaar   € 373,85

Slide 14 - Diapositive

Bij welke leeftijd van een kind ontvang je de meeste kinderbijslag?
A
0 t/m 5 jaar
B
6 t/m 11 jaar
C
12 t/m 17 jaar

Slide 15 - Quiz

Geldbedragen opschrijven
Bij geld bedragen schrijf je het €-teken op en daarachter het bedrag => €5,00

Tussen de helen en decimalen schrijf je een komma, maar op de rekenmachine is dit een punt
Een geldbedrag noteer je met 2 cijfers (decimalen) achter de komma => €5,95

Als een bedrag in hele euro’s is, hoeft er niets achter te staan => €2 / €2,- / €2,00

Bij duizendtallen noteer je een punt op 3 plaatsen van achteren => €88.200 => op je rekenmachine moet je deze punt niet intoetsen!

Slide 16 - Diapositive

Check leerdoelen
Je kunt nu:
  • uitleggen waar economie over gaat (opdracht 1, 2).
  • voorbeelden geven hoe jijzelf met economie te maken hebt (opdracht 3,4).
  • uitleggen dat bedrijven en de overheid met de economie te maken hebben (opdracht 5, 6, 7)
  • een geldbedrag op de juiste manier noteren (opdracht 8, 9, 10).

Slide 17 - Diapositive

Wat heb je geleerd?

Slide 18 - Question ouverte

Wat vond je moeilijk?

Slide 19 - Question ouverte

Aan de slag
Wat
Maken opgave 5 t/m 10 blz 12 en 13
Hoe
Alleen, of met buur op fluistertoon
Hulp
Theorie in het boek, buur, daarna mw. de Boer
Tijd
15 minuten
Uitkomst
Je kunt nu:
* uitleggen dat bedrijven en de overheid met de economie te maken hebben (opdracht 5, 6, 7)
* een geldbedrag op de juiste manier noteren (opdracht 8, 9, 10).
Klaar?
Maak opdracht 1, 2 en 3 van bladzijde 38

Slide 20 - Diapositive

Hoe ging deze les????

Slide 21 - Diapositive

Vooruitblik 
Volgende les:
Hoe komen we aan geld?
Ruilen








Slide 22 - Diapositive

Opdracht 5
1) consument
2) producenten - verkopen
3) overheid

Slide 23 - Diapositive

Opdracht 6
1) Producenten - consumenten
2) Producenten - verdienen

Slide 24 - Diapositive

Opdracht 7
a) Per kwartaal € 373,85

     Per maand € 373,85 /3 = € 124,616667 = € 124,62

b) € 373,85 + € 373,85 + € 317,77 = € 1.065,47

Slide 25 - Diapositive

Opdracht 8
a) €15 / €15,- / €15,00
b) €260 / €260,- / €260,00
c) €200,60

Slide 26 - Diapositive

Opdracht 9
€6,49
€17,50
€8,50
€143.312
€131,65
€17.582.493

Slide 27 - Diapositive

Opdracht 10
a) Boven: miljoen   -   Onder: duizend
b) 16 miljoen 255 duidend 499 euro

Slide 28 - Diapositive