H3 Talent, klas 2m1

H3 Talent, klas 2m1
Leren/herhalen: 
de theorie van paragrafen 3.3, 3.5, 3.7 en 3.8.
1 / 53
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolmavoLeerjaar 2

Cette leçon contient 53 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

H3 Talent, klas 2m1
Leren/herhalen: 
de theorie van paragrafen 3.3, 3.5, 3.7 en 3.8.

Slide 1 - Diapositive

Woorden, afleidingen, samenstellingen
- Afleiding: er is een voorvoegsel of achtervoegsel aan het woord toegevoegd, bijvoorbeeld ont + bos + sen
(grondwoord = bos).

- Samenstelling: er zijn losse woorden aan elkaar geplakt, bijvoorbeeld: thuis + komen, drink + beker.

Slide 2 - Diapositive

Maak een samenstelling met het woord: lamp

Slide 3 - Question ouverte

Maak een afleiding met het woord: dank

Slide 4 - Question ouverte

Wat is het grondwoord van:
berusting?

Slide 5 - Question ouverte

Maak een samenstelling met het woord: pen

Slide 6 - Question ouverte

Welk woord is op dezelfde manier gevormd als ‘theedrinken’?
A
hengelen
B
ontwortelen
C
stofzuigen
D
verfraaien

Slide 7 - Quiz

Welk woord is op dezelfde manier gevormd als ‘stofzuigen’?
A
verplanten
B
ontlopen
C
onrustig
D
zaklopen

Slide 8 - Quiz

Wat is géén samenstelling?
A
ontbossing
B
huiswerk
C
thuiskomen
D
naaldbos

Slide 9 - Quiz

Wat is géén samenstelling?
A
hoekbank
B
fruitschaal
C
pianospelen
D
vergissen

Slide 10 - Quiz

Wat is de betekenis van:
anoniem?
A
stomverbaasd?
B
zonder omwegen
C
zenuwachtig
D
onbekend

Slide 11 - Quiz

Wat is de betekenis van:
radeloos?






Wat is de betekenis van:
radeloos
A
wanhopig
B
bevorderen
C
mompelen
D
zonder naam

Slide 12 - Quiz

Wat is de betekenis van:
verbijsterd?
A
In hoge mate
B
stomverbaasd
C
bevorderen
D
zenuwachtig

Slide 13 - Quiz

Wat is de betekenis van:
royaal?
A
gaan zorgen voor iets of iemand
B
Heel veel of heel groot
C
scholing
D
goddelijk

Slide 14 - Quiz

Wat is de betekenis van:
nerveus?
A
zenuwachtig
B
aansporen
C
mompelen
D
zelfverzekerd

Slide 15 - Quiz

Wat is de betekenis van:
prevelen
A
schreeuwen
B
binnensmonds spreken
C
zenuwachtig
D
zonder omwegen

Slide 16 - Quiz

Is dit een afleiding of een samenstelling?
Ademloos
A
samenstelling
B
afleiding

Slide 17 - Quiz

Maak een afleiding met het voorvoegsel:
her-

Slide 18 - Question ouverte

Maak een afleiding met het voorvoegsel:
in

Slide 19 - Question ouverte

Is dit een afleiding of een samenstelling?
vrolijkheid
A
afleiding
B
samenstelling

Slide 20 - Quiz

Meewerkend voorwerp
Je stelt de vraag: aan of voor wie of wat + wg + o + lv?
Dit is altijd een persoon, groep of dier.
Bijvoorbeeld: Ik geef een ijsje aan mijn zusje.

Slide 21 - Diapositive

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
De ober 
heeft 
de jas
aan de klant 
gegeven. 

Slide 22 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Gisteren
bracht
ze
een goed boek
voor mij
mee.

Slide 23 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Marjan
had
een mooi gedicht
voor haar opa 
geschreven. 

Slide 24 - Question de remorquage

Sleep de zinsdelen naar het juiste vak.
onderwerp
lijdend vvw
ww gezegde
meewerkend vw
Zin:
Het jongetje
gaf
haar
zijn mooiste tekening
op haar verjaardag. 

Slide 25 - Question de remorquage

Dus welke twee vragen stel je om het meewerkend voorwerp in een zin te vinden?

Slide 26 - Question ouverte

Bedrijvende of lijdende zin?
  1. Zoek het werkwoordelijk gezegde in de zin.
  2. Zoek het onderwerp in de zin.
  3. Doet het onderwerp wat in het werkwoordelijk gezegde staat?
  4. Ja --> Bedrijvend
  5. Nee --> Lijdend

Slide 27 - Diapositive

Bedrijvende vorm
Jara| laat | de hond | uit

Onderwerp:

Slide 28 - Diapositive

Bedrijvende vorm
Jara| laat | de hond | uit
  • Jara is het onderwerp
  • Jara doet iets in deze zin: Ze laat de hond uit
  • Bedrijvend of actief


Slide 29 - Diapositive

Lijdende vorm
De hond | wordt | door Jara |uitgelaten

Onderwerp: 

Slide 30 - Diapositive

Lijdende vorm
De hond | wordt | door Jara |uitgelaten

  • De hond is het onderwerp
  • De hond doet niets in deze zin: Hij wordt uitgelaten
  • Lijdend of passief

Slide 31 - Diapositive

Zet in de lijdende vorm.
Kindertjes leren al snel trucjes aan.

Slide 32 - Question ouverte

Zet in de bedrijvende vorm:
De regels zijn door de kinderen meteen geaccepteerd.

Slide 33 - Question ouverte

Voltooid deelwoord
- Een voltooid deelwoord is een werkwoord dat aangeeft dat de handeling al voorbij is (voltooid). 
- Het staat meestal achteraan in de zin en in de zin staat ook hebben, zijn of worden
- Je vormt het voltooid deelwoord vaak door ge- aan het begin, behalve als het infinitief al begint met ge-, be-, ver-, ont-, er- of her-. 
- Voltooide deelwoorden van zwakke werkwoorden eindigen op -d of -t. Test: 't ex kofschip of maak het werkwoord langer.

Slide 34 - Diapositive

Wat is een voltooid deelwoord?
A
werkwoord
B
zelfstandig naamwoord
C
lidwoord
D
persoonsvorm

Slide 35 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
Gelopen
B
Verzorgd
C
Gewerkt
D
Worden

Slide 36 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?
A
geslapen
B
geweest
C
blijven
D
gegeten

Slide 37 - Quiz

Wat is een voltooid deelwoord?
A
bedoelt
B
bedoeld
C
zeg
D
sprak

Slide 38 - Quiz

Voltooid deelwoord: wat is goed gespeld?
A
Het hout is opgebrandt.
B
Het hout is opgebrand.

Slide 39 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord?
A
gefietst
B
fietsen
C
fietsten

Slide 40 - Quiz

Wat is het voltooid deelwoord
A
geoogst
B
oogsten
C
oogstten

Slide 41 - Quiz

Voltooid deelwoord
A
Hij heeft gestund
B
Hij heeft gestundt
C
Hij heeft gestunt
D
Hij heeft gestuntt

Slide 42 - Quiz

Wat is geen voltooid deelwoord?

A
gebeeldhouwd
B
gestofzuigd
C
gebekvecht
D
weggevliegd

Slide 43 - Quiz

Tegenwoordig deelwoord
- Het tegenwoordig deelwoord geeft aan dat de handeling nog bezig is (tegenwoordig). 

- Je vormt het tegenwoordig deelwoord door een -d achter het infinitief te zetten: fluiten - fluitend.

Slide 44 - Diapositive

Wat is het verschil tussen het voltooid deelwoord en het tegenwoordig deelwoord?

Slide 45 - Question ouverte

Vul de juiste vorm van het werkwoord in: kies voor het tegenwoordig deelwoord of het voltooid deelwoord. Kies uit de werkwoorden tussen haakjes.
_________ (werken) aan zijn project, vergat hij de tijd.
Ik heb nog nooit zo hard _________ (rennen) als vandaag.
_________ (spelen) met de hond, viel het meisje in het gras.
Hij heeft de hele avond _________ (lachen) om de film.
De leraar keek naar de _________ (lezen) leerlingen.
We hebben lang _________ (wachten) op de bus.

Slide 46 - Diapositive

Antwoorden 
Werkend
Gerend
Spelend
Gelachen
Lezende
Gewacht

Slide 47 - Diapositive

Hoofdletters
- Aan het begin van een zin. 
- Voor eigennamen, straatnamen, merknamen: Sammie, Nike, Hoofdstraat.
- Voor aardrijkskundige namen of afleidingen daarvan: Rotterdam, Franse les.
- Voor feestdagen: Kerstmis, Suikerfeest.
- Bij 's en 't: 's Zomers, 't Gooi.
- Als een zin begint met een getal, komt daarna geen hoofdletter.
- Bij achternamen met een tussenvoegsel: mevrouw Van den Heuvel.

Slide 48 - Diapositive

Wanneer moet je hoofdletters gebruiken?

Slide 49 - Question ouverte

Welke antwoord is juist
A
's avonds
B
's Avonds

Slide 50 - Quiz

Wat is juist?
A
Wij spreken Engels tijdens de les.
B
Ik ga spreek graag frans.
C
Tijdens chinees eten wij nootjes.

Slide 51 - Quiz

Schrijf de woorden op die je met een hoofdletter moet schrijven.
in plaats van een boete te betalen, deed tidmarsh een royale donatie van bijna 2000 euro.

Slide 52 - Question ouverte

Schrijf de woorden op die je met een hoofdletter moet schrijven.
bibliothecaresse anna bloom reageerde uitgelaten en trakteerde spontaan op chinese thee en een indiaas rijsthapje.

Slide 53 - Question ouverte