Formatieve toets 1.1 t/m 1.3 vwo

Formatief evalueren
Verbranding en ademhaling
1.1 t/m 1.3
1 / 26
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieMiddelbare schoolhavo, vwoLeerjaar 2

Cette leçon contient 26 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 40 min

Éléments de cette leçon

Formatief evalueren
Verbranding en ademhaling
1.1 t/m 1.3

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Bij verbranding ontstaat altijd koolstofdioxide (CO2).
A
Waar
B
Niet waar

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Het strottenklepje sluit de neusholte af als je slikt.
A
Waar
B
Niet waar

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


De afbraak van glucose kost energie
A
Waar
B
Niet waar

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welk gas wordt in de longblaasjes opgenomen in het bloed?
A
Zuurstof
B
Koolstofdioxide
C
Koolstofmonoxide
D
Stikstof

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Uit zaden komen kleine kiemplantjes. Deze plantjes hebben energie nodig om te groeien.

Wat gebeurt er als het kiemplantje geen water krijgt?
A
Het kiemplantje blijft doorgroeien, want voor dekafbraak van glucose is geen water nodig
B
Het kiemplantje blijft doorgroeien, want water is geen brandstof
C
Het kiemplantjes stopt met groeien, want het plantje mist de energie om te groeien
D
Het kiemplantje stopt met groeien, want zonder water kan het plantje geen glucose maken

Slide 6 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit een aquarium met vissen en planten worden alle planten weggehaald. De vissen blijven in het aquarium.

Welke stof zal na enige tijd minder in het water zitten?
A
Koolstofdioxide
B
Stikstof
C
Zuurstof

Slide 7 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In de afbeelding is een dwarsdoorsnede van de
luchtpijp en de slokdarm van een mens schematisch getekend.

Met welk cijfer is de luchtpijp aangegeven?





A
Met nummer 1
B
Met nummer 2
C
Met nummer 3

Slide 8 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet onderdeel 3?
A
Huig
B
Strotklepje
C
Keelamandel
D
Gehemelte

Slide 9 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Twee uitspraken:
Ken zegt: Als je lichaam meer wilt verbranden gaan je hartslag en ademhaling omhoog
Wim zegt: Gemiddeld hebben meisjes meer energie nodig dan jongens

Wie heeft gelijk?
A
Ken
B
Wim
C
beide
D
niemand

Slide 10 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De bronchiën vertakken zich in steeds fijnere buisjes, deze buisjes heten ..................................

Slide 11 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de definitie van stofwisseling?

Slide 12 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

In welk onderdeel van de cel vindt de afbraak van glucose plaats?

Slide 13 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke reactievergelijking hoort bij het proces fotosynthese ?
A
glucose + O2 --> H2O +CO2
B
H2O +CO2 --> glucose +water
C
glucose + water --> licht +CO2
D
H2O +CO2 + licht --> glucose + O2

Slide 14 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In welke soort cellen zullen de meeste mitochondriën zitten?
A
Huidcellen
B
Oogcellen
C
Spiercellen
D
In iedere soort zitten evenveel mitochondriën

Slide 15 - Quiz

cellen die veel energie nodig hebben bevatten veel mitochondriën
Wat is de functie van mitochondriën?
A
Hier wordt glucose afgebroken zodat zuurstof vrijkomt
B
Hier wordt glucose afgebroken zodat energie vrijkomt
C
Hier wordt zuurstof afgebroken zodat energie vrijkomt
D
Hier wordt energie afgebroken zodat glucose vrij komt

Slide 16 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

BIj verslikken staat de huig OPEN/DICHT. Het strotklepje staan dan OPEN/DICHT
A
Huig open-strotklepje open
B
Huig open-strotklepje dicht
C
Huig dicht- strotklepje open
D
Huig dicht-strotklepje dicht

Slide 17 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe heet stofwisseling proces A?
A
Fotosynthese
B
Verbranding

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

De ringslang is de meest voorkomende slang in Nederland. Een ringslang moet ’s morgens eerst een tijd opwarmen voordat hij actief kan worden.
Is een ringslang koud- of warmbloedig?
A
Koudbloedig
B
Warmbloedig

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem twee aanpassingen die warmbloedige dieren hebben om warm te blijven in een koude omgeving?

Slide 20 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Tim zegt: Als dieren altijd dezelfde lichaamstemperatuur hebben, zijn ze warmbloedig.
Karen zegt: Warmbloedige dieren hebben in een warme omgeving een hogere lichaamstemperatuur dan in een koude omgeving
A
beide hebben gelijk
B
beide hebben ongelijk
C
Tim: waar Karen: niet waar
D
Tim: niet waar Karen: waar

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

In 4 verschillende afgesloten bakken bevinden zich:
Bak 1: hamster, temperatuur is 3 graden
Bak 2: hamster, temperatuur is 22 graden
Bak 3: salamander, temperatuur is 3 graden
Bak 4: salamander, temperatuur is 22 graden

In welke bak zal het zuurtsofgehalte het minst dalen?
A
Bak 1
B
Bak 2
C
Bak 3
D
Bak 4

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Noem 3 groepen van gewervelden die koudbloedig zijn.

Slide 23 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions


Een muis heeft een vergelijkbare lichaamstemperatuur als de mens.
Vergelijk de muis in bak 2 met de kikker in bak 3.
Wie verbruikt de meeste zuurstof?
A
Muis in bak 2
B
Kikker in bak 3

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Vergelijk de kikker in bak 1 met de kikker in bak 3.
Waar bevindt zich na een half uur de meeste koolstofdioxide?
A
Bak 1
B
Bak 3

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe is de oefentoets gegaan?
😒🙁😐🙂😃

Slide 26 - Sondage

Cet élément n'a pas d'instructions