Blok 4 - les 1 - persoonsorm in de tegenwoordige tijd

• Spelling
• Basisschool
• Groep 6

Werkwoord: drijven

Ik ....... (TT) op het water.

1. drijft
2. dreef
3. drijf
4. drijv

Werkwoord: blazen

Ik ....... (TT) op het water.

1. blaas
2. blaaz
3. blies
4. bliez

Het bedrijf ..... de schade niet.

TT

1. vergoedt
2. vergoed
3. vergoet

... jij eigenlijk van chocola?

TT

1. houdt
2. houd

... jij niet gek van dat spel?

TT

1. wort
2. word
3. wordt

lesdoel

Ik leer de persoonsvorm in de tegenwoordige tijd correct te schrijven.

Tegenwoordige tijd

SCHUDDEN

ik .........jij	ik vorm	ik schud
jij/hij/zij/het meisje	ik vorm+ t	hij schud t
jullie/ wij	hele ww	wij schudden

TT

TT

TT

TT

Vervoeg het werkwoord grijnzen in de tegenwoordige tijd

voorbeeld

Ik wandel

Hij wandelt

Vervoeg het werkwoord durven in de tegenwoordige tijd

voorbeeld

Ik wandel

Hij wandelt

Werkwoord: niezen

TT

U ..... de hele tijd.

Werkwoord: geloven

TT

Ik .....  je!

Werkwoord: proeven

TT

Het meisje ..... de soep.

Werkwoord: blozen

TT

De jongen ...... vaak.

Werkwoord: blozen

TT

Het meisje ...... vaak.

Werkwoord: omhelzen

TT

Hij ...... zijn beste vriend.

TEGENWOORDIGE TIJD OEFENEN
Hij ... (worden) meester van groep 8.

1. Hij wordt meester van groep 8.
2. Hij word meester van groep 8.
3. Hij worden meester van groep 8.
4. Hij werd meester van groep 8.

spelling

Blok 4 - les 1

bladzijde 68

Juf legt eerst wat uir

leerkracht.juniorcloud.nl