8.4 bescherming tegen straling

• Natuurkunde / Scheikunde
• Middelbare school
• mavo
• Leerjaar 3

8.4 bescherming tegen straling

Kan je straling zien?

1. Ja
2. Nee

Is straling altijd gevaarlijk?

1. Ja
2. Nee

Welke straling is het gevaarlijkst?

1. alpha
2. beta
3. gamma
4. ultra violette

Een hete kachel zendt straling uit. Hoe heet die straling?

1. fluorescerende straling
2. infrarode straling
3. ioniserende straling
4. ultraviolette straling

Een instabiel atoom dat vervalt, zendt straling uit. Waar komt die straling vandaan?

1. uit de ruimte tussen de atomen
2. uit de ruimte tussen de elektronen en de kern
3. uit de kern van het atoom

Een koperatoom heeft 29 protonen en 34 neutronen.

Wat is het atoomnummer van dit atoom?

Het atoomnummer van chloor is 17.
Hoeveel neutronen heeft een atoom chloor-35?

Hoe noem je een element met hetzelfde atoomnummer, maar met een ander massagetal?

huiswerk

bespreken 

3-4-6-7-8

leerdoelen

8.4.1 Je kunt de gevaren beschrijven van de ioniserende straling die radioactieve stoffen afgeven.

8.4.2 Je kunt uitleggen waarom gammastraling het gevaarlijkst is bij bestraling van buitenaf.

8.4.3 Je kunt drie voorzorgsmaatregelen noemen voor het werken met radioactieve stoffen.

8.4.4 Je kunt uitleggen wat radioactieve besmetting is en hoe je besmetting kunt voorkomen.

8.4.5 Je kunt beschrijven welke maatregelen worden genomen als mensen per ongeluk wel radioactief besmet raken.

Bestraling

Inwendige bestraling --> 

Van binnen uit je lichaam

Uitwendige bestraling -->
Van buiten je lichaam

Inwendige bestraling

Radioactieve stof in het lichaam brengen (chemo)

Patient wordt tijdelijk radioactief! 

Stoffen met korte halveringstijd!

Uitwendige bestraling

Bijv. om kanker te bestrijden

Gamma straling

Alleen daar bestralen waar nodig; de rest van weefsels beschermen!

Niet radioactief na de behandeling

Bescherming tegen straling

• Tijd zo kort mogelijk houden.
• Afstand tot de bron houden.
• Beschermingsmateriaal gebruiken.

aan de slag

maken opgaven

1 t/m 9 van 8.4

diagnostische toest

• markeer de woorden/begrippen die je niet weet
• zoek de woorden/begrippen op in je boek
•  maak de toets (huiswerk)