Qu'est-ce que LessonUp
Rechercher
Canaux
Connectez-vous
S'inscrire
‹
Revenir à la recherche
Quiz zelfstandig naamwoord en lidwoord
Hoeveel lidwoorden kent het Nederlands?
A
1
B
2
C
3
D
4
1 / 34
suivant
Slide 1:
Quiz
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Cette leçon contient
34 diapositives
, avec
quiz interactifs
et
diapositives de texte
.
La durée de la leçon est:
30 min
Commencer la leçon
Partager
Imprimer la leçon
Éléments de cette leçon
Hoeveel lidwoorden kent het Nederlands?
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 1 - Quiz
Wat is het bepaald lidwoord/ wat zijn de bepaalde lidwoorden?
A
een
B
de
C
de, het
D
een, de
Slide 2 - Quiz
Benoem de zelfstandige naamwoorden: De verzorger geeft de kluif aan de tijger.
A
verzorger, kluif, tijger
B
de, verzorger, aan
C
verzorger, tijger
D
verzorger, kluif
Slide 3 - Quiz
Van een zelfstandig naamwoord kun je (meestal) een verkleinwoord maken.
A
waar
B
niet waar
Slide 4 - Quiz
Er zijn zelfstandige naamwoorden zonder meervoud.
A
waar
B
niet waar
Slide 5 - Quiz
Er zijn zelfstandige naamwoorden zonder enkelvoud.
A
waar
B
niet waar
Slide 6 - Quiz
Hoeveel zelfstandige naamwoorden zitten er in de volgende zin?
Als jouw teckel mijn teckel tackelt, tackelt mijn teckel jouw teckel terug.
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 7 - Quiz
4 zelfstandige naamwoorden
Als jouw
teckel
mijn
teckel
tackelt,
tackelt
mijn teckel jouw
teckel
terug.
Slide 8 - Diapositive
En hoeveel zelfstandige naamwoorden zitten er in deze zin?
A
1
B
3
C
2
D
4
Slide 9 - Quiz
3 zelfstandige naamwoorden
De krolse
kat
krabt de
krullen
van de
trap
Slide 10 - Diapositive
Welk woord is geen eigennaam?
A
Lidl
B
Beyoncé
C
Alkmaar
D
kasteel
Slide 11 - Quiz
Is het woordje 'het' in de volgende zin een lidwoord?
Volgens de weerman gaat het vriezen.
A
ja
B
nee
Slide 12 - Quiz
Is het woordje 'een' in de volgende zin een lidwoord?
Laatst kwam ik een van die meisjes tegen.
A
ja
B
nee
Slide 13 - Quiz
De volgende woorden zijn allemaal eigennamen:
Marco Borsato, Heerhugowaard, Rijn, Praxis, Hema
A
ja
B
nee
Slide 14 - Quiz
Werkwoorden kun je vervoegen.
A
waar
B
niet waar
Slide 15 - Quiz
Hoeveel werkwoorden zitten er in de volgende zin?
Ik zou je morgen mijn fiets kunnen geven.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 16 - Quiz
Hoeveel werkwoorden zitten er in de volgende zin?
Als vliegen achter vliegen vliegen, vliegen vliegen vliegensvlug.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 17 - Quiz
2 werkwoorden
Als vliegen achter vliegen
vliegen
,
vliegen
vliegen vliegensvlug.
Slide 18 - Diapositive
Hoeveel bijvoeglijke naamwoorden staan er in deze zin?
Het leuke, spannende computerspel ligt op de grote tafel in die donkere hoek.
A
1
B
2
C
3
D
4
Slide 19 - Quiz
Werkwoorden kunnen gebruikt worden als bijvoeglijk naamwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 20 - Quiz
Hoe schrijf je de pv in de tt?
In het zuiden ....(vieren) men elk jaar Carnaval.
A
vier
B
vierdt
C
viert
D
vierd
Slide 21 - Quiz
Noteer het zelfstandig werkwoord:
Heeft Amber de winkeldiefstal tegenover de politie ontkent?
Slide 22 - Question ouverte
Noteer het zelfstandig werkwoord:
Heb jij deze keer weer dierenplaatjes kunnen verzamelen?
Slide 23 - Question ouverte
Noteer het zelfstandig werkwoord:
De conciërge zal de papierbakken op de oprit van school moeten gaan opruimen.
Slide 24 - Question ouverte
Hoe schrijf je de pv in de tt?
.....(beantwoorden) je de vraag wel op tijd?
A
beantwoordt
B
beantwoorde
C
beantwoorden
D
beantwoord
Slide 25 - Quiz
'Wie' is altijd een vragend voornaamwoord.
A
waar
B
niet waar
Slide 26 - Quiz
Hoe schrijf je de pv in de tt?
Hoe ...... (vinden) je moeder dat boek?
A
vind
B
vond
C
vindt
D
vindde
Slide 27 - Quiz
Wie zegt dat ZO'N flatscreen minder lang meegaat dan deze ouderwetse monitor?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
geen vragend voornaamwoord
Slide 28 - Quiz
Wie zegt DAT zo'n flatscreen minder lang meegaat dan deze ouderwetse monitor?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
geen vragend voornaamwoord
Slide 29 - Quiz
DERGELIJKE problemen kan ik niet voor jullie oplossen.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
geen vragend voornaamwoord
Slide 30 - Quiz
Die leuke docent van WIE ik Frans kreeg, gaat naar een andere school.
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
geen vragend voornaamwoord
Slide 31 - Quiz
WAT zou men in Den Haag vinden van zulke brutale roofovervallen?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
geen vragend voornaamwoord
Slide 32 - Quiz
Van WELKE schrijver is dat boek over die blinde portier ook weer?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
geen vragend voornaamwoord
Slide 33 - Quiz
Van welke schrijver is dat boek over DIE blinde portier ook weer?
A
aanwijzend voornaamwoord
B
geen aanwijzend voornaamwoord
C
vragend voornaamwoord
D
geen vragend voornaamwoord
Slide 34 - Quiz
Plus de leçons comme celle-ci
Quiz woordsoorten
Mai 2021
- Leçon avec
34 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Quiz woordsoorten V1
Mai 2021
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vwo
Leerjaar 1
Grammatica woordsoorten
il y a 17 jours
- Leçon avec
32 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
1TL: Lessen bij grammatica woordsoorten
il y a 17 jours
- Leçon avec
37 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
lw/zn/ww t1
Mai 2021
- Leçon avec
20 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo t
Leerjaar 1
1TL: Lessen bij grammatica woordsoorten
il y a 19 jours
- Leçon avec
39 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k, t
Leerjaar 2
Oefentoets taalverzorging mh1
Février 2023
- Leçon avec
35 diapositives
Nederlands
Middelbare school
mavo
Leerjaar 1
Grammatica H2 woordsoorten 2F
Mars 2021
- Leçon avec
19 diapositives
Nederlands
Middelbare school
vmbo k
Leerjaar 2