H4 De arbeidsmarkt

HOOFDSTUK 4: DE ARBEIDSMARKT
Herhaling - de arbeidsmarkt
Uitleg - de ontwikkelingen 
1 / 31
suivant
Slide 1: Diapositive
MaatschappijkundeMiddelbare schoolmavoLeerjaar 4

Cette leçon contient 31 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 3 vidéos.

time-iconLa durée de la leçon est: 70 min

Éléments de cette leçon

HOOFDSTUK 4: DE ARBEIDSMARKT
Herhaling - de arbeidsmarkt
Uitleg - de ontwikkelingen 

Slide 1 - Diapositive

4.1 Wat is de arbeidsmarkt?
  • Vraag
  • Aanbod

--> De vraag naar arbeidskrachten en het aanbod van arbeidskrachten.

Slide 2 - Diapositive

Hoe is de arbeidsmarkt voor leraren?
De vraag is ....... dan het aanbod
A
groter
B
kleiner

Slide 3 - Quiz

Vraag en aanbod
Vraag naar arbeidskrachten: alle mensen die nodig zijn om het werk in de samenleving uit te voeren.

Aanbod van arbeidskrachten: alle personen tussen 15 en 67 jaar die minimaal 12 uur per week voor werk beschikbaar zijn.

Slide 4 - Diapositive

Op de arbeidsmarkt is er vraag en aanbod naar werk.
A
waar
B
niet waar

Slide 5 - Quiz


Vraag of aanbod?
Scholier wil in de vakantie vakantiewerk doen.
A
vraag
B
aanbod

Slide 6 - Quiz

Arbeidsverdeling:



Verdelen van werk over personen, beroepen en functies. Zonder arbeidsverdeling zou je alles wat je nodig hebt om te leven zelf moeten maken.

Slide 7 - Diapositive

Arbeidssectoren

1. Primaire sector: grondstoffen en voedsel
2. Secundaire sector: verwerken grondstoffen (in fabrieken)
3. Tertiaire sector: verkopen producten (in winkels/horeca), handel, transport. (commerciële dienstensector)
4. Quartaire sector: diensten zonder winst (zorg/scholen/brandweer)
Welke twee sectoren vormen samen de dienstensector?



Slide 8 - Diapositive

Eerste/ Primaire sector
Tweede/secundaire sector
Derde/tertiare sector
Vierde/quartiare sector

Slide 9 - Question de remorquage

Welke arbeidssector zie je op de achtergrond?
A
Primaire sector
B
Tertiaire sector
C
Secundaire sector
D
Quartaire sector

Slide 10 - Quiz

Welke arbeidssector zie je op de achtergrond?
A
Primaire sector
B
Tertiaire sector
C
Secundaire sector
D
Quartaire sector

Slide 11 - Quiz

Slide 12 - Lien

Maatschappelijke klasse
Werk in sectoren heeft invloed op de maatschappelijke positie. Door je maatschappelijke positie behoor je tot een maatschappelijke klasse.

Bij welke maatschappelijke klasse je hoort, wordt bepaald door : kennis (opleiding), salaris (inkomen), leidend gevende functies = macht.
Er bestaat dus ongelijkheid tussen mensen door hun opleiding en het beroep dat zij hebben. Dit noemen we sociale ongelijkheid: inkomen, kennis en macht zijn niet gelijk verdeeld over mensen.

Slide 13 - Diapositive

Sociale ongelijkheid komt voort uit
A
Verschil in inkomen
B
Verschil in sociaal milieu
C
Verschil in opleiding
D
A, B en C

Slide 14 - Quiz

Welke beroepen bestonden vroeger wel, maar nu niet meer?

Slide 15 - Diapositive

Welke beroepen zijn er nu, die er vroeger nog niet waren? 

Slide 16 - Diapositive

4.2 Ontwikkelingen arbeidsmarkt
De arbeidsmarkt staat nooit stil en is altijd in beweging.
Drie ontwikkelingen:
  • werkgelegenheid verandert voortdurend.
  • Flexibel werken is toegenomen.
  • Veel meer werk via computers.

Slide 17 - Diapositive

Werkgelegenheid
  • Werkgelegenheid verschilt per baan. Nu zijn er veel docenten nodig.
  • Afhankelijk van economie (crisis of niet)
  • Komst van machines en robots heeft ervoor gezorgt dat er sommige banen minder of niet meer nodig zijn. Denk aan de postbode

Slide 18 - Diapositive

Flexibel werken
Er is een toename van flexibel werken: wisselende werktijden en op wisselende werkplekken werden.
Voorbeelden: 
- niet meer elke dag van 09.00 tot 17.00 werken op een vaste plek.
- thuiswerken

Slide 19 - Diapositive

Werken met computers
  • Computers zijn niet meer weg te denken op de werkvloer.
  • Automatisering v/d productie = mensen worden vervangen door computers.
  • Informatisering van arbeid = alle informatie op papier wordt gedigitaliseerd en is makkelijker toegangelijk voor werknemers.

Slide 20 - Diapositive

Slide 21 - Vidéo

Wat betekent flexibel werken?
A
hoe lenig je bent
B
of je ook in het weekend en 's avonds kan werken
C
of je fulltime wilt werken
D
of je in de ochtend wilt werken.

Slide 22 - Quiz

Werken op oproepbasis is een voorbeeld van flexibel werken
A
Juist
B
Onjuist

Slide 23 - Quiz

Slide 24 - Vidéo

Slide 25 - Vidéo

Computers en machines hebben het werk van mensen overgenomen. Dit noemen we:
A
machinewerk
B
overname
C
werkversnelling
D
automatisering

Slide 26 - Quiz

Voordelen automatisering
- Saai, zwaar, vies en ongezond werk wordt overgenomen door computers.
- Minder kosten voor de werkgevers (niet elke maand salaris betalen)
Nadelen automatisering
- Mensen bewegen steeds minder en dat is ongezond. 
- Mensen raken hun baan kwijt.

Slide 27 - Diapositive

Wat betekent automatisering?
A
Dat alles vanzelf gaat.
B
Alle apparaten werken automatisch.
C
Als machines en computers het werk overnemen van mensen

Slide 28 - Quiz

Wat is een voordeel van automatisering?
A
Mensen raken hun baan kwijt.
B
Mensen hoeven niet meer veel te bewegen.
C
Mensen hoeven geen zwaar en vies werk meer de doen.
D
Mensen hoeven niet meer te werken.

Slide 29 - Quiz

Welk gevolg heeft automatisering voor de werkgelegenheid?
A
Er komt meer werk voor ongeschoolde werknemers
B
Er komt meer werk voor deskundig personeel
C
Bedrijven produceren minder en hebben minder personeelnodig

Slide 30 - Quiz

Nu:
Aan de slag met de opdrachten van hoofdstuk 4
- studiewijzer in magister

Slide 31 - Diapositive