Taal - thema 6 les 7 persoonlijk voornaamwoord

Taal - thema 6 les 7
Je gaat leren wat persoonlijke voornaamwoorden zijn.

Deze kunnen het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp van de zin zijn.
1 / 20
suivant
Slide 1: Diapositive
TaalBasisschoolGroep 7

Cette leçon contient 20 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 30 min

Éléments de cette leçon

Taal - thema 6 les 7
Je gaat leren wat persoonlijke voornaamwoorden zijn.

Deze kunnen het onderwerp, het lijdend voorwerp of het meewerkend voorwerp van de zin zijn.

Slide 1 - Diapositive

Slide 2 - Diapositive

Hoe vind je het onderwerp in een zin?

Slide 3 - Question ouverte

Hoe vind je het lijdend voorwerp in een zin?

Slide 4 - Question ouverte

Welk pers. vnw is het onderwerp van de zin?

Ik deed hun een boek cadeau.
A
ik
B
deed
C
hun
D
cadeau

Slide 5 - Quiz

Welk pers. vnw zit er nog meer in de zin?

Ik deed hun een boek cadeau.
A
ik
B
deed
C
hun
D
cadeau

Slide 6 - Quiz

Welk pers. vnw is het onderwerp van de zin?

Zij hebben het uitgelezen.
A
zij
B
hebben
C
het
D
uitgelezen

Slide 7 - Quiz

Welk pers. vnw zit er nog meer in de zin?

Zij hebben het uitgelezen.
A
zij
B
hebben
C
het
D
uitgelezen

Slide 8 - Quiz

Welk pers. vnw is het onderwerp van de zin?

Toen heb ik hen uitgelachen.
A
toen
B
ik
C
hen
D
uitgelachen

Slide 9 - Quiz

Welk pers. vnw zit er nog meer in de zin?

Toen heb ik hen uitgelachen.
A
toen
B
ik
C
hen
D
uitgelachen

Slide 10 - Quiz

Welk pers. vnw is het onderwerp van de zin?

Jullie zullen het begrijpen.
A
jullie
B
zullen
C
het
D
begrijpen

Slide 11 - Quiz

Welk pers. vnw zit er nog meer in de zin?

Jullie zullen het begrijpen.
A
jullie
B
zullen
C
het
D
begrijpen

Slide 12 - Quiz

Welk pers. vnw is het onderwerp van de zin?

Het was namelijk een woordenboek!
A
het
B
was
C
namelijk
D
woordenboek

Slide 13 - Quiz

Ik heb hem gisteren nog gezien.

Welke pers. vnw zitten er in de zin?
A
ik
B
heb
C
hem
D
gezien

Slide 14 - Quiz

Ik heb hem gisteren nog gezien.

Wat is 'hem'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 15 - Quiz

Hij gaf mij beschaafde kleren.

Welke pers. vnw zitten er in de zin?
A
hij
B
mij
C
beschaafde
D
kleren

Slide 16 - Quiz

Hij gaf mij beschaafde kleren.

Wat is 'mij'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 17 - Quiz

Ik vond ze eerder bizar.

Welke pers. vnw zitten er in de zin?
A
ik
B
vond
C
ze
D
bizar

Slide 18 - Quiz

Ik vond ze eerder bizar.

Wat is 'ze'?
A
onderwerp
B
lijdend voorwerp
C
meewerkend voorwerp

Slide 19 - Quiz

Slide 20 - Diapositive