Herhaling / oefentoets 1.2

ontwikkelings gerichte toets 
1 / 50
suivant
Slide 1: Diapositive
Verpleging en verzorgingMBOStudiejaar 1

Cette leçon contient 50 diapositives, avec quiz interactifs et diapositive de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

ontwikkelings gerichte toets 

Slide 1 - Diapositive

Cet élément n'a pas d'instructions


Wat is de functie van het hart?
A
Alle organen voorzien van zuurstof
B
Alle organen voorzien van zuurstof en voedingsstoffen
C
Alle organen voorzien van voedingsstoffen
D
Alle organen voorzien van zuurstof, voedingsstoffen en koolstofdioxide

Slide 2 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een hartcyclus is een bepaalde volgorde van gebeurtenissen die optreden in de tijd tussen de ene hart slag en de volgende. Waarmee start elke normale hartcyclus?
A
Actiepotentiaal in de sinusknoop
B
Actiepotentiaal in de AV knoop
C
Actie potentiaal in de bundel van His
D
Actiepotentiaal in de Purkinje-vezels

Slide 3 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het hart bevindt zich in de?
A
Thorax, achter het sternum
B
Buikholte, in het mediastinum
C
Buikholte, boven het diafragma
D
Thorax, onder het diafragma

Slide 4 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Het hart ligt:
A
Op het diafragma
B
In de borstholte
C
Achter het sternum
D
Alle bovengenoemde antwoorden zijn juist

Slide 5 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat gebeurd er met je hart tijdens een hartinfarct?

Slide 6 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen slagaders en aders?

Slide 7 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

De bloeddruk wordt uitgedrukt in systolische en diastolische bloeddruk. Leg beide uit.

Slide 8 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is het verschil tussen de grote en kleine bloedsomloop?

Slide 9 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Waarom is de bloedsomloop belangrijk?

Slide 10 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Aders
Slagaders
Haarvaten
Naar het hart toe (meestal zuurstofarm)
Van het hart af (meestal zuurstofrijk)
Kleinste bloedvaten, geeft voedingsstoffen af

Slide 11 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slagaders
Aders
Naar het hart toe
Van het hart af
Hoge bloeddruk
Lage bloeddruk
Spierwand
Kleppen

Slide 12 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

In de afbeelding zie je het hart met enkele bloedvaten. 

Wat geeft elke letter aan? 
Aorta
Kransslagader
Longslagader
Rechterboezem

Slide 13 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Kleine bloedsomloop
Lichaam
Grote bloedsomloop
Hart
Longen

Slide 14 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Slagader
Ader
Hart
Zuurstofarm bloed transporteren naar de longen.

De pompfunctie om het bloed te laten circuleren voor het transport. 
Zuurstofrijk bloed transporteren naar de weefsels.

Slide 15 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe stroomt het bloed door je hart? Zet de verschillende onderdelen in de juiste volgorde.  Begin bij de rechterboezem.

rechterboezem
longen
linkerkamer
longader
Linkerboezem
longslagader
rechterkamer

Slide 16 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is hypotensie?

Slide 17 - Question ouverte

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat wordt er op een ECG geregistreerd?
A
De prikkelgeleiding over de kransslagaders
B
De bloedstroom door het hart
C
De geleiding van electrische prikkels in hart
D
De bloedstroom door de kransslagaders

Slide 18 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar ligt de sinusknoop?
A
In de rechter kamer
B
In de rechter boezem
C
In de linker kamer
D
In de linker boezem

Slide 19 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Waar start in het hart de prikkelgeleiding
A
AV-knoop
B
Sinusknoop
C
Vezels van Purkinje
D
Bundel van His

Slide 20 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van de kransslagaders?
A
Voorzien het hart zelf van zuurstof en voedingsstoffen
B
Voorzien het lichaam van zuurstof en voedingsstoffen
C
Vervoeren zuurstofarm bloed naar de longen
D
Zorgen voor de prikkelgeleiding van het hart

Slide 21 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Na de sinusknoop gaat de prikkel van het hart naar de...
A
Bundel van His
B
Aorta
C
AV-knoop
D
Purkinjevezels

Slide 22 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

de notatie voor de bloeddruk is
A
BD
B
RR
C
IR
D
RD

Slide 23 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe noem je een hoge bloeddruk?
A
Hyperglykemie
B
Hyperthermie
C
Hypotensie
D
Hypertensie

Slide 24 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

wat is een gemiddelde bloeddruk?
A
100/ 80
B
140/ 100
C
120/ 80
D
80/120

Slide 25 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de systolische bloeddruk
A
De druk in de ader tijdens een golf bloed
B
Onderdruk
C
De druk in de slagader tijdens een golf bloed
D
Ontspanningsfase

Slide 26 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is de functie van erytrocyten?
Wat is een tekort aan hemoglobine en ijzer? 
Wat is de functie van de witte bloedcellen? 
Wat is de functie van bloedplaatjes? 
Zuurstof vervoeren m.b.v. hemoglobine
Bloedarmoede
Functie in de afweer tegen lichaamsvreemde stoffen
Zorgen ervoor dat het bloed stolt

Slide 27 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Hoe wordt zuurstofrijk bloed in het lichaam gepompt?
A
Vanuit de linkerboezem in de longader
B
Vanuit de linkerkamer in de aorta
C
Vanuit de rechterboezem in de holle ader
D
Vanuit de rechterkamer in de longslagader

Slide 28 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Uit hoeveel % plasma bestaat bloed?
A
10
B
100
C
35
D
55

Slide 29 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions


Bij één omloop, stroomt het bloed.....
A
1 x door het hart
B
2 x door het hart
C
3 x door het hart
D
niet door het hart

Slide 30 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

welke bloedgroep is de universele ontvanger
A
A +
B
B +
C
O +
D
AB +

Slide 31 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is juist?
1. Lymfe speelt een rol bij de afvoer van vocht uit de weefsels
2. Lymfe speelt een rol bij de afweer van het lichaam
A
1 is juist
B
2 is juist
C
1 en 2 zijn juist
D
1 en 2 zijn onjuist

Slide 32 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bloedgroep komt het meeste voor?
A
A
B
B
C
AB
D
O

Slide 33 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Antigeen A
Antigeen B
Antigeen A & B
Geen antigenen
Bloedgroep A
Bloedgroep B
Bloedgroep AB
Bloedgroep O

Slide 34 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Witte bloedcellen komen voor in lymfe
A
Waar
B
Niet waar

Slide 35 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Klontert
Zonder gevaar mogelijk
Bloedgroep A ontvangt van bloedgroep AB
Bloedgroep B ontvangt van bloedgroep 0
Bloedgroep AB ontvangt van bloedgroep A
Bloedgroep 0 ontvangtvan bloedgroep AB

Slide 36 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke bloedgroep is de universele donor?
A
0-
B
O+
C
AB-
D
AB+

Slide 37 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Hartfalen is:
A
Verminderde pompfunctie hart
B
Hartkramp door zuurstofterkort
C
Een ander woord voor een hartaanval
D
Een beroerte

Slide 38 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Een ander woord voor Hartfalen is
A
hartinsufficiëntie
B
decompensatio cordis
C
Acitis
D
Oedeem

Slide 39 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Kriebelhoest is een symptoom van hartfalen. Welke vorm van hartfalen is dit?
A
Linker harthelft
B
Rechter harthelft

Slide 40 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Theorie:
Hartfalen kan worden ingedeeld in systolisch hartfalen en diastolisch hartfalen.

Vraag:Wat is het probleem bij systolisch hartfalen?
A
De hartspier ontspant niet goed
B
De hartspier knijpt niet goed samen
C
Het hart pompt te langzaam
D
Het hart kan zich niet goed vullen met bloed

Slide 41 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Vul de volgende woorden in:
De .............. moeten tijdens de systole het bloed met kracht de ............. in pompen.
Tijdens de ............... zuigt het hart de grote aders helemaal ............... Bij een .............. hart lukt dit niet, dan ontstaat er ................... Dit kan ................. ontstaan of langzaam.
Acuut
Hartfalen
Zwak
Leeg
Diastole
Slagaders
Ventrikels

Slide 42 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Artherosclerose is de meest voorkomende oorzaak van het acuut coronair syndroom
A
ONJUIST
B
JUIST

Slide 43 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Stabiele angina pectoris is een vorm van het acuut coronair syndroom?
A
ONJUIST
B
JUIST

Slide 44 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Pijn op de borst (angina pectoris) die optreedt alleen bij inspanning, emoties e.d, noemen we:
A
stabiele angina pectoris
B
instabiele angina pectoris
C
hartinfarct
D
acuut coronair syndroom

Slide 45 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Welke onderzoeken worden gedaan om een acuut coronair syndroom aan te tonen of uit te sluiten? (meerdere antwoordmogelijkheden)
A
CORONAIR ANGIOGRAFIE
B
LICHAMELIJK ONDERZOEK
C
TROPONINE PRIKKEN
D
ECG

Slide 46 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Verstopping kransslagader door plaques of losgeschoten bloedstolsel​ waarbij het bloedvat volledig wordt afgesloten
Beklemmende, drukkende pijn achter het borstbeen​
Voelt als strak aangetrokken band rondom de borskas​
Kan uitstralen naar linkerarm, kaken en soms de rug​
Zweten, bleek zien en angstig​
Duurt gemiddeld 3 miniuten en niet langer dan 15 minuten​
Hevig samentrekkende pijn middenvoor achter het borstbeen​
Pijn straalt uit naar hals, rug of armen​ 
Treedt vaak op in rust​
Verdwijnt niet in rust en na innemen nitroglycerine​
Pijnaanval duurt langere tijd (1 tot 2 uur)​
Angst, onrust, misselijkheid, braken, benauwdheid, tintelend gevoel in hand of vingers​
Verschijnselen van shock: zwakke en snelle pols, bleekheid, koude en klamme huid​
Angst en/of onheilspellend gevoel​
Ischemie van de hartspier
Treedt in het begin vaak op bij inspanning
Wat is een hartinfarct?
Dit zijn klachten van Angina Pectoris
Dit zijn klachten van een hartinfarct of myocardinfarct
Wat is Angina Pectoris?

Slide 47 - Question de remorquage

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is hypertensie
A
te lage bloeddruk
B
te hoge bloeddruk
C
een normale bloedruk
D
te druk in de klas

Slide 48 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is atherosclerose?
A
De wand van een arterie verliest o.a. elasticiteit en wordt stugger
B
Ophopingen van plaques waardoor bloedvaten dichtslibben
C
Ik weet het niet meer

Slide 49 - Quiz

Cet élément n'a pas d'instructions

Wat is atherosclerose en hoe ontstaat het?
A
slagaderverkalking door kalk
B
aderverkalking door kalk
C
aderverkalking door vet
D
slagaderverkalking door vet

Slide 50 - Quiz

Arteriosclerose is slagader