Woordsoorten

• Taal
• Basisschool
• Groep 8

Woordsoorten

Woordsoorten

Doel van de les

Aan het eind van de les kunnen wij de onderstaande woordsoorten benoemen in een zin.

1. Zelfstandige naamwoorden

2. Bijvoeglijke naamwoorden

3. Werkwoorden

4. Voorzetsels

5. Lidwoorden

6. Voegwoorden

7. Telwoorden

8. Bijwoorden

9. Andere voornaamwoorden

(persoonlijk, wederkerend, aanwijzend, bezittelijk, vragend)

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

Woorden voor:

mensen

dieren

planten/natuurverschijnselen

dingen/gevoel

(eigen) namen

aardrijkskundige namen / plaatsnamen

ZELFSTANDIG NAAMWOORD

- bij een zelfstandig naamwoord kun je vaak een lidwoord ervoor zetten. 

(de klas, een boek, het paard)

(Nederland, Piet, wolken, gras)

Zelfstandig naamwoord

BIJVOEGLIJK NAAMWOORD

- vertelt meer over een zelfstandig naamwoord

- het spannende boek

- een spannend boek

- het boek is spannend

voorbeelden 

Een grijze auto.

De laptop is nieuw.

Het groene gras groeit hard.

Wat een fantastisch compliment.

Bijvoeglijk naamwoord

WERKWOORD

- werkwoorden = doe-woorden

- zegt wat iets of iemand doet

Ik loop naar huis

Jij fiets naar school

Wij gaan naar voetbaltraining

Werkwoorden

VOORZETSEL

onder (de kooi), boven (de kooi), door (de kooi), naast(de kooi), van (de kooi), om (de kooi), in

tijdens (de vergadering), na (de vergadering), sinds (de vergadering)

waar

(... de kooi) in, op, achter, voor, naast, boven, onder... 

wanneer

ik appte tijdens de les, ik heb morgen om tien uur een afspraak, vanaf vandaag geldt het nieuwe rooster...

Voorzetsels

Lidwoord

Zelfst. naamw.

Werkwoord

Bijvoeglijk naamw.

Voorzetsel

De

hond

loopt

naar

het

grote

veld.

Lidwoorden

De, het, een

De hond

Een vogel

Het huisje

De jongen fietst naar school.

fietst is een ...

1. Zelfstandig naamwoord
2. Werkwoord
3. Lidwoord
4. Bijvoeglijk naamwoord

De grote ballon vliegt door de lucht.

grote is een ...

1. Zelfstandig naamwoord
2. Bezittelijk voornaamwoord
3. Bijvoeglijk naamwoord
4. Voorzetsel

Vorige week heb ik een toets voor Nederlands gemaakt.
toets is een ...

1. Bijvoeglijk naamwoord
2. Bijwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Werkwoord

Voegwoorden

Verbindingswoorden, verbinden twee of meer zinnen met elkaar. 

Oma pakt de theekopjes, terwijl opa de koekjes pakt.

De man gaat kijken bij de tenniswedstrijd, hoewel hij niet van tennis houdt.

Telwoorden

Met een telwoord wordt een aantal aangeduid. 

Er kwamen honderden mensen naar de voorstelling.

Er stonden drie mensen in de rij van de kassa.

Bijwoorden

Zegt iets over een ander woord in de zin.

Piet snurkt zacht. (ww)

De jongen viel ontzettend hard. (ander bijwoord)

Zij zaten allemaal buiten. 

Andere voornaamwoorden

Persoonlijk voornaamwoord: verwijst naar een persoon, dier of ding zonder ze bij naam te noemen.

Dirk heeft zijn atlas aan mij uitgeleerd.

Eva trakteert ons op iets lekkers.

Ik zou graag meer willen weten over die burgeroorlog.

Andere voornaamwoorden

Bezittelijk voornaamwoord: geeft een bezit aan

Laten we onze overwinning vieren.

Heb je je boek al uitgelezen?

Hij luistert naar mijn spreekbeurt.

Andere voornaamwoorden

Wederkerend voornaamwoord: verwijst terug naar het onderwerp

Zij zetten zich in voor het klimaat.

Ik heb me vergist in de tijd.

Andere voornaamwoorden

Vragend voornaamwoord: wie, wat, welke, wat voor (een)

Staan vaak aan het begin van de zin. 

Welke wereldoorlog duurde het langst?

Wie komen er vanavond op je verjaardag?

Andere voornaamwoorden

Aanwijzend voornaamwoord: geven aan wie of wat je bedoeld

Die, deze, dit, dat

Hoorden jullie die explosie ook?

Heb jij dat boek ook gelezen?

Wie heeft deze taart gebakken?

Er kwamen tien kinderen op het feestje van Ella.
tien is een ...

1. Voegwoord
2. Telwoord
3. Zelfstandig naamwoord
4. Bijwoord

Wij hebben ons vergist.

ons is een ...

1. persoonlijk voornaamwoord
2. bezittelijk voornaamwoord
3. zelfstandig naamwoord
4. wederkerend voornaamwoord

Heb jij mijn boek al uitgelezen?

mijn is een ...

1. bezittelijk voornaamwoord
2. persoonlijk voornaamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. persoonlijk voornaamwoord

Hij is een bijzonder aardige jongen

Wat is het bijwoord in de zin?

1. Hij
2. bijzonder
3. aardige
4. jongen

Welke woordsoort is onderstreept?
Voor het volgende proefwerk zullen we beter moeten leren.

________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is onderstreept?
De resultaten van de toets waren niet erg hoog.

____

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Welke woordsoort is onderstreept?
Deze moeilijke toets had ook erg veel vragen.

____________

1. werkwoord
2. zelfstandig naamwoord
3. bijvoeglijk naamwoord
4. lidwoord

Lotte pakt het winkelwagentje, terwijl Lars al naar binnen loopt.
Welk woord is het voegwoord

1. al
2. loopt
3. terwijl
4. het

Ik woon in een rijtjeshuis.
Welk woord is het persoonlijk voornaamwoord?

1. Ik woon
2. Een rijtjeshuis
3. Ik
4. in

Wie heeft die wedstrijd verloren?

Welk woord is het aanwijzend vnw?

1. Wie
2. wedstrijd
3. die
4. heeft