Signaalwoorden en tekstverbanden

Vraag
- en, ook, tenslotte, ten eerste, ten tweede 
- maar, echter, tegenstelling, tegenover.
1 / 13
suivant
Slide 1: Diapositive
NederlandsMiddelbare schoolvmbo kLeerjaar 1

Cette leçon contient 13 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

time-iconLa durée de la leçon est: 50 min

Éléments de cette leçon

Vraag
- en, ook, tenslotte, ten eerste, ten tweede 
- maar, echter, tegenstelling, tegenover.

Slide 1 - Diapositive

Signaalwoorden
Woorden die een verband aangeven tussen woorden, zinnen of alinea’s.
Tekstverband

 



Slide 2 - Diapositive

In het woord ‘signaalwoord’ zit ‘signaal’. 
‘Signaal’ is een ander woord voor ‘sein’ of ‘teken’. Een signaalwoord geeft jou dus een teken; een sein. 
Het vertelt je dat je op moet letten.

Slide 3 - Diapositive

Soorten signaalwoorden

Slide 4 - Diapositive

Signaalwoord bij opsomming
(meer informatie in een rijtje voorbeelden)
Ik heb drie hobby’s: lezen, tuinieren en vissen.
Ook doe ik graag aan tennis en wielrennen.
Tenslotte vind ik het leuk om te schaken en te dammen.
Ten eerste wil ik een nieuwe trui kopen, ten tweede een paar nieuwe schoenen en ten derde heb ik een nieuwe etui nodig voor school.

Slide 5 - Diapositive

Signaalwoord bij tegenstelling
(tegenoverstelde aan)
Ik hou niet van vliegen, maar ga wel graag op reis.
Peter heeft echter genoten van het feestje.
Mijn oma houdt van verjaardagen, in tegenstelling tot mijn opa.
Hij stond lijnrecht tegenover het idee van zijn klant.

Slide 6 - Diapositive

Signaalwoord bij tijdsvolgorde
( een tijd aanduiden in de zin).

Hij deed boodschappen voordat hij naar huis ging.
Vroeger was ze aardiger.
Eerst gaf Vera oma een hand en daarna opa een zoen.
Eerder nog was Ties bang voor het idee.
Op een later moment komt het bezoek vast beter uit.
Hij schudde zijn hoofd nadat Robin op zijn kop ging staan.

Slide 7 - Diapositive

tekstverband
signaalwoorden
opsomming
als eerste, daarna, bovendoen, daarnaast, vervolgens, ook, tot slot
tegenstelling
maar, daarentegen, echter, toch, integendeel
tijdsvolgorde
eerst, daarna, voordat, nadat, toen, terwijl, zodra, ten slotte

Slide 8 - Diapositive

Oefenen met signaalwoorden

Slide 9 - Diapositive

Wat is een signaalwoord
Wat zijn signaalwoorden?
A
Woorden die verbanden tussen zinnen leggen
B
Woorden die zelfstandig een betekenis hebben
C
Woorden die iets zeggen over het zelfstandignaamwoord
D
Woorden die extra informatie geven

Slide 10 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor tegenstelling?
A
zoals
B
maar
C
tegenover
D
daarentegen

Slide 11 - Quiz

Welk signaalwoord is een signaalwoord voor opsomming?
A
zoals
B
ten slotte
C
tegenover
D
denk aan

Slide 12 - Quiz

Welk signaalwoord is GEEN signaalwoord voor 'tijd'?
A
eerst
B
ten slotte
C
daarna
D
denk aan

Slide 13 - Quiz