ATW Master



ATW opfrisquiz
1 / 29
suivant
Slide 1: Diapositive
TKBeroepsopleiding

Cette leçon contient 29 diapositives, avec quiz interactifs et diapositives de texte.

Éléments de cette leçon



ATW opfrisquiz

Slide 1 - Diapositive

Vraag 1
Kijk naar de volgende dia en beantwoord dan de vragen 1 a-d

Slide 2 - Diapositive

C en D
A en B



Slide 3 - Diapositive

1A Hoe heet dit gedeelte?
A
Velum
B
Uvulus
C
Palatum
D
Alveolen

Slide 4 - Quiz

1B Welk klankrijtje kun je daar helemaal maken?
A
b, t, sj, l
B
d, m, n, g (van goal)
C
n, d, z, t
D
g (van gras), k, h, zj

Slide 5 - Quiz

1C Hoe heet dit gedeelte in de mond?
A
Velum
B
Palatum
C
Uvulus
D
Alveolen

Slide 6 - Quiz

1D Welke klank kun je daar NIET maken?
A
k
B
g (harde g)
C
g (zachte g)
D
h

Slide 7 - Quiz

Beschrijf de relatie tussen fonemen, allofonen, en daadwerkelijk fysiek spraakgeluid.

Slide 8 - Question ouverte

De categorie lettergreep speelt een belangrijke rol in de fonologie. Er zijn argumenten om de nuttigheid en noodzaak van deze categorie boven elke twijfel te verheffen. Een probleem dat wordt opgeroepen door introductie van de lettergreep is dat van de lettergreepsplitsing. Vaak is opgemerkt dat het niet altijd mogelijk is om aan te geven waar de ene lettergreep ophoudt en waar de andere begint en in plaats van dit toe te schrijven aan onvoldoende inzicht in lettergreepsplitsingsprincipes, besluiten veel fonologen op basis van deze ondergedetermineerdheid dat de lettergreepgrens in zulke gevallen afwezig is en één of meerdere segmenten tegelijk deel uitmaken van twee opeenvolgende lettergrepen.
Gevraagd: over welk begrip gaat het hier?

Slide 9 - Question ouverte

Geef het IPA-symbool dat correspondeert met de volgende omschrijvingen:
velaire nasaal

A
k
B
g
C
η
D
y

Slide 10 - Quiz

Geef het IPA-symbool dat correspondeert met de volgende omschrijvingen:
geronde bijna gesloten centrale klinker

A
ɔ
B
ө
C
ɩ
D
o

Slide 11 - Quiz

Welke klank hoort in de volgende rijtjes niet thuis:
[e, i, y, u]

A
e
B
i
C
y
D
u

Slide 12 - Quiz

Welke klank hoort in de volgende rijtjes niet thuis:
o, I, p, f

A
o
B
l
C
p
D
f

Slide 13 - Quiz

Beschrijf zo nauwkeurig mogelijk was prosodie is.

Slide 14 - Question ouverte

In informele spraak zeggen sommige mensen benejen in plaats van beneden, poeier in plaats van poeder. Verklaar waarom hier voor de glijklank /j/ gekozen wordt, in plaats van voor de glijklank /w/.
A
De wijze van articulatie van de /j/ lijkt meer op de omliggende vocalen dan de plaats van articulatie van de /w/.
B
De plaats van articulatie van de /j/ ligt dichterbij de omliggende vocalen dan de plaats van articulatie van de /w/.
C
De /j/ is stemhebbend, net als de omliggende vocalen en de /w/ niet.
D
Doorgaans kost de uitspraak van de /j/ minder moeite dan de articulatie van de /w/.

Slide 15 - Quiz

We kunnen de fonetiek onderverdelen in drie deelgebieden. Welke?

Slide 16 - Question ouverte

welke klanken zijn -continuant
A
occlusieven
B
fricatieven
C
nasalen
D
liquidae

Slide 17 - Quiz

welke klanken zijn groen gemarkeerd?
A
vocalen
B
intrinsiek korte vocalen
C
intrinsiek lange vocalen
D
intrinsieke diftongen

Slide 18 - Quiz

a- Welke klankwet past de schrijver hier toe in de spelling bij het woord ‘glazen’?
b- Bedenk een voor de hand liggende verklaring voor het feit dat deze klankwet hier plaatsvindt?

Slide 19 - Question ouverte

Een spreker spreekt het woord 'opzet' uit met een [s]. Hoe noemen we dit?
A
progressieve assimilatie
B
totaalassimilatie
C
regressieve assimilatie
D
plaatsassimilatie

Slide 20 - Quiz

Hoe kan hiaatdelging tot stand komen?
A
consonantinsertie
B
sjwa-deletie
C
assimilatie
D
sjwa-epenthese

Slide 21 - Quiz

Leg het begrip complementaire distributie uit met allomorfen die louter van elkaar verschillen op het gebied van stemhebbendheid.

Slide 22 - Question ouverte

Gegeven:
[sχarm, zɪ, rgɑmkr].
Gevraagd:
Waarom zullen bovenstaande klankcombinaties in het Nederlands nooit woorden worden. Let op: geef per woord een aparte verklaringen.

Slide 23 - Question ouverte


In de volksmond wordt vaak lacherig beweerd dat Limburgs een afwijkend taaltje is en dat de zuiderlingen zo grappig praten. Toch kun je, als je nodige taalkundige kennis bezit, hier veel tegenin brengen.

Slide 24 - Question ouverte

Is hier sprake van allofonen in complementaire distributie? Licht je antwoord toe.

Slide 25 - Question ouverte

Verklaar deze spellingfout taalkundig.

Slide 26 - Question ouverte

Als we dialecten beluisteren, krijgen we de indruk dat bijvoorbeeld het Limburgs zich onderscheidt van overige dialecten door een eigen vorm van intonatie. Kunnen we stellen dat het Limburgs een toontaal is? Leg uit.

Slide 27 - Question ouverte

Welk begrip geeft deze afbeelding weer? Noteer het hele begrip.

Slide 28 - Question ouverte


Slide 29 - Diapositive