1C
1 / 14
La durée de la leçon est: 7 minÉléments de cette leçon
Slide 1 - Diapositive
Slide 2 - Diapositive
Wat betekent 'evalueren'
Slide 3 - Question ouverte
wat betekent 'raadplegen'?
Slide 4 - Question ouverte
Wat betekent 'definitie'?
Slide 5 - Question ouverte
De jongen geeft bloemen aan zijn moeder. Benoem 'aan zijn moeder'.
(pv, wwg, ow, lv, mv, bwb)
(pv, wwg, ow, lv, mv, bwb)
Slide 6 - Question ouverte
De jongen heeft bloemen aan zijn moeder gegeven. Schrijf het werkwoordelijk gezegde op.
Slide 7 - Question ouverte
De jongen hangt zijn jas aan de kapstok. Benoem 'aan de kapstok'.
(pv, wwg, ow, lv, mv, bwb)
(pv, wwg, ow, lv, mv, bwb)
Slide 8 - Question ouverte
(maaien) Het gras is gisteren .....
Slide 9 - Question ouverte
(dansen) Ik heb gisteren in de feesttent .....
Slide 10 - Question ouverte
(verhuizen) Ze is van Brabant naar Noord-Holland .....
A
Slide 11 - Quiz
Noem 2 signaalwoorden van het verband 'tegenstelling'
Slide 12 - Question ouverte
Je moet goed opletten, want anders haal je straks een onvoldoende.
Welk verband zit er in deze zin? En welk signaalwoord?
Welk verband zit er in deze zin? En welk signaalwoord?
Slide 13 - Question ouverte
Hardlopen heeft veel voordelen. Ten eerste is het een goedkope sport
Welk verband? Welk signaalwoord?
Welk verband? Welk signaalwoord?
