Les 14 Taallab (klinkerbotsing + voornaamwoorden)

Les 14 

Taallab 

(klinkerbotsing + voornaamwoorden)

Les 14 

Taallab 

Klinkerbotsing

Klinkerbotsing

Neem de theorie op p. 155 erbij en maak de volgende oefeningen verder af: 

• Oefening 1 p. 155
• Oefening 2 p. 156
• Oefening 3 p. 156
• Oefening 4 p. 156
• Oefening 5 p. 157

==> Ga nadien naar de volgende slide voor de volgende opdracht.

Les 14 

Taallab 

De voornaamwoorden

De voornaamwoorden

Bekijk de theorie nog eens opnieuw op de volgende slides en op p. 159 en p. 160. 

Volg nadien de instructies op de slides.

De voornaamwoorden

Drie soorten: 

- Aanwijzend voornaamwoord

- Onbepaald voornaamwoord 

- Betrekkelijk voornaamwoord

Aanwijzend voornaamwoord (p. 159)

• Aanwijzend voornaamwoord

--> Duidt aan waar iemand of iets ligt

- Deze

- Die

- Dit

- Dat

- Zo'n

- Zulke

 

Aanwijzend voornaamwoord (p. 159)

• Aanwijzend voornaamwoord

--> Kan zelfstandig en bijvoeglijk worden gebruikt 

- Zelfstandig: bv. Deze neem ik. 

- Bijvoeglijk: bv. Deze trui neem ik.

- Zelfstandig: bv. Die wil ik kopen. 

- Bijvoeglijk: bv. Die tas wil ik kopen.

 

Onbepaald voornaamwoord (p. 160)

• Onbepaald voornaamwoord

--> Verwijzen naar personen of dingen die je niet nauwkeurig wilt of kunt aanduiden of mensen in het algemeen

- niemand

- wat

- iets

- iemand 

- alles

- elke 

- ieder

 

Onbepaald voornaamwoord (p. 160)

• Onbepaald voornaamwoord

--> Zelfstandig of bijvoeglijk gebruikt worden 

- Zelfstandig: Bv. Iemand moet jou gezien hebben. 

- Bijvoeglijk: Bv. Elke deelnemer krijgt een prijs. 

- Zelfstandig: Bv. Is alles ingepakt? 

- Bijvoeglijk: Bv. Ieder huisje heeft zijn kruisje.

 

Betrekkelijk voornaamwoord (p. 160)

• Betrekkelijk voornaamwoord

--> Verwijzen naar iets of iemand uit het deel van de zin dat net voorafging

--> Iets of iemand = antecedent

- dat = na HET-woorden

Bv. Ik luisterde naar het verhaal dat hij me vertelde.

- die = na DE-woorden

Bv. Zie je de auto die daar staat?

 

De voornaamwoorden

Oefening 3 op p. 161

Benoem het gekleurde deel in de zin. Beantwoord eerst de Lessonup en schrijf nadien het antwoord in de cursus op p. 161. 

- Betrekkelijk voornaamwoord: btvn

- Aanwijzend voornaamwoord: avn

- Onbepaald voornaamwoord: ovn

De hond die daar rondloopt, is van mij.

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord

Heb je ooit al zo’n groot kasteel gezien?

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord

We hebben allemaal soms een mindere dag

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord

De fans die op de eerste rij stonden, gilden luid.

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord

Met zulke schoenen zul je niet ver kunnen stappen.

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord

Heb je alles verzameld?

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord

Het meisje dat op de foto staat, is mijn nichtje.

1. betrekkelijk voornaamwoord
2. aanwijzend voornaamwoord
3. onbepaald voornaamwoord

De voornaamwoorden

Oefening 3 op p. 161

Maak nu de rest van de oefening in de cursus en verbeter nadien. (zie volgende slide)

De voornaamwoorden

Oefening 3 op p. 161

- 1 = btvn                  - 7 = btvn                  - 13 = btvn

- 2 = avn                   - 8 = btvn                  - 14 = ovn

- 3 = ovn                   - 9 = avn                    - 15 = avn

- 4 = btvn                 - 10 = ovn

- 5 = avn                   - 11 = ovn

- 6 = ovn                   - 12 = avn

De voornaamwoorden

Oefening 4 op p. 162

Vul de zin aan met een passend voornaamwoord. 

Maak de oefening eerst via Lessonup. Schrijf nadien het antwoord op in de cursus op p. 162. 

Wat een mooie rugzak! Waar heb je ... gekocht?

1. dat
2. die

Ik wil je ... vragen.

1. iemand
2. iets

Het geheim ... ik aan jou vertelde, moet je goed bewaren.

1. dat
2. die

Heeft er ... een flesje water bij zich?

1. zo'n
2. dat
3. iemand

Ik heb ... papiertje niet op straat gegooid

1. dit
2. die

De voornaamwoorden

Oefening 4 op p. 162

Maak nu de rest van de oefening in de cursus en verbeter nadien via Pelckmans Portaal.

De voornaamwoorden

Oefening 5 op p. 162

Tot welke soort behoren de gekleurde voornaamwoorden? Maak de oefening eerst via Lessonup. Schrijf nadien het antwoord op in de cursus.

Zo’n lange wandeling heb ik nog nooit gemaakt.

1. aanwijzend voornaamwoord
2. onbepaald voornaamwoord
3. betrekkelijk voornaamwoord

Je bent iemand die veel talent heeft!

1. aanwijzend voornaamwoord
2. onbepaald voornaamwoord
3. betrekkelijk voornaamwoord

Ik geloof niets van wat hij zegt.

1. aanwijzend voornaamwoord
2. onbepaald voornaamwoord
3. betrekkelijk voornaamwoord

Je moet je fietslicht aansteken in het donker. Dat heb ik al vaak gezegd.

1. aanwijzend voornaamwoord
2. onbepaald voornaamwoord
3. betrekkelijk voornaamwoord

De voornaamwoorden

Oefening 5 op p. 162

Maak nu de rest van de oefening in de cursus en verbeter nadien via Pelckmans Portaal.

De voornaamwoorden

Maak nu de volgende oefeningen direct in de cursus en verbeter via Pelckmans Portaal. 

• Oefening 6 p. 163
• Oefening 7 p. 163

Ga nadien naar de volgende slide voor oefening 8 op p. 164.

De voornaamwoorden

Oefening 8 op p. 163

Plaats de gekleurde voornaamwoorden op de juiste plaats in de tabel. Maak de oefening eerst via Lessonup. Schrijf nadien het juiste antwoord op in de cursus op p. 163.

Dit (1) zijn de populairste gerechten op Deliveroo in België.

1. aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
2. aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
3. onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
4. onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

Heb je niets (2) in de koelkast staan en zijn alle koekjes en chips opgegeten?

1. aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
2. aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
3. onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
4. onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

Heb je niets in de koelkast staan en zijn alle (3) koekjes en chips opgegeten?

1. aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
2. aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
3. onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
4. onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

Dat (4) is geen probleem

1. aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
2. aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
3. onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
4. onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

één klik en die (5) maaltijd waar je zo naar snakt, is onderweg.

1. aanwijzend voornaamwoord: zelfstandig
2. aanwijzend voornaamwoord: bijvoeglijk
3. onbepaald voornaamwoord: zelfstandig
4. onbepaald voornaamwoord: bijvoeglijk

De voornaamwoorden

Oefening 8 op p. 164

Maak nu de rest van de oefening in de cursus en verbeter nadien via Pelckmans Portaal.

==> Je bent nu klaar. Is er nog tijd over? Maak dan online oefeningen van les 14 op Pelckmans Portaal.