Bio: Regeling En Beweging

Welke van de vier klieren produceeren aderline?
A
Hypofyse
B
Eierstokken
C
Bijnieren
D
Schildklier
1 / 43
suivant
Slide 1: Quiz
BiologieMiddelbare schoolvmbo tLeerjaar 3

Cette leçon contient 43 diapositives, avec quiz interactifs.

time-iconLa durée de la leçon est: 15 min

Éléments de cette leçon

Welke van de vier klieren produceeren aderline?
A
Hypofyse
B
Eierstokken
C
Bijnieren
D
Schildklier

Slide 1 - Quiz

Welke van de vier klieren prodcueren geslachtshormonen?
A
Eierstokken en teelballen
B
Bijnieren
C
Hypofyse
D
Eilandjes van Langerhans

Slide 2 - Quiz

Welke van de vier klieren produceren glucagon en insuline?
A
Schildklier
B
Eilandjes van Langerhans
C
Hypofyse
D
Eierstokken en teelballen

Slide 3 - Quiz

Welke van de vier produceert schildklierhormoon?
A
Hypofyse
B
Eierstokken en teelballen
C
Schildklier
D
Bijnieren

Slide 4 - Quiz

Welke van de vier klieren produceert hypofysehormonen en groeihormone
A
Hypofyse
B
Eierstokken en teelballen
C
Schildklier
D
Bijnieren

Slide 5 - Quiz

Wat regelen de hormonen?
A
de werking van weefsels en organen die er gevoelig voor zijn
B
Dat je ademt
C
Dat je kan nadenken
D
Voor het gevoel in je lichaam

Slide 6 - Quiz

Hebben de hoormoonklieren een afvoorbuis?
A
Ja
B
Nee
C
Soms
D
Licht er aan

Slide 7 - Quiz

Waar bestaat het hormoonstelsel uit?
A
Organen
B
Spieren
C
Hormoonklieren
D
Bloedvesels

Slide 8 - Quiz

Wat is de werking van Hypofysehormonen?
A
stimuleren de productie van geslachtshormonen en geslachtscellen door de teelballen/eierstokken
B
stimuleert de groei van de beenderen van het skelet
C
beïnvloedt de stofwisseling, de groei en ontwikkeling
D
de geproduceerde geslachtshormonen beïnvloeden de secundaire geslachtskenmerken en voortplanting

Slide 9 - Quiz

Wat is de werking van de Schildklierhormoon?
A
stimuleren de productie van geslachtshormonen en geslachtscellen door de teelballen/eierstokken
B
stimuleert de groei van de beenderen van het skelet
C
beïnvloedt de stofwisseling, de groei en ontwikkeling
D
de geproduceerde geslachtshormonen beïnvloeden de secundaire geslachtskenmerken en voortplanting

Slide 10 - Quiz

Wat is de werking van de Eierstokken/teelballen?
A
de geproduceerde geslachtshormonen beïnvloeden de secundaire geslachtskenmerken en voortplanting.
B
stimuleert de groei van de beenderen van het skelet
C
beïnvloedt de stofwisseling, de groei en ontwikkeling
D
de geproduceerde geslachtshormonen beïnvloeden de secundaire geslachtskenmerken en voortplanting

Slide 11 - Quiz

Wat is de werking van de Eierstokken/teelballen?
A
de geproduceerde geslachtshormonen beïnvloeden de secundaire geslachtskenmerken en voortplanting.
B
stimuleert de groei van de beenderen van het skelet
C
beïnvloedt de stofwisseling, de groei en ontwikkeling
D
de geproduceerde geslachtshormonen beïnvloeden de secundaire geslachtskenmerken en voortplanting

Slide 12 - Quiz

Is het kraakbeenweefsel stevig en buizaam?
A
Ja
B
Nee

Slide 13 - Quiz

wat is een cellichaam met celkern, uitlopers (die impulsen naar de cel toe geleiden of impulsen van de cel af geleiden)
A
Schakelcel
B
zenuwstels
C
Zenuwcel
D
Gevoelszenuwcel

Slide 14 - Quiz

wat heeft cellichamen liggen in een zenuwknoop; heeft één lange uitloper
A
Gevoelszenuwcel
B
Schakelcel
C
Zenuwcel
D
zenuwstelsel

Slide 15 - Quiz

wat geleidt impulsen van het centrale zenuwstelsel naar een spier of klier; cellichamen liggen in het centrale zenuwstelsel; heeft één lange uitloper
A
Schakelcel
B
Zenuwcel
C
zenuwstelsel
D
Bewegingszenuwcel

Slide 16 - Quiz

Wat zijn antagonisten?
A
Spieren Die samenwerken aan een beweging
B
Een spier die gebroken is
C
Een bacterie

Slide 17 - Quiz

Wat zijn de kenmerken van een beenweefsel?
A
Stevig, Buigzaam
B
Stevig, Beetje Buizgaam
C
Slap, Beejte Buigzaam

Slide 18 - Quiz

Wat zijn de fier vucties van het skelet?
A
Stevigheid, Vormgeven, Beschermen, Beweging
B
Slapheid, Vormgeven, Beschermen, Zitten

Slide 19 - Quiz

Wat is de werking van de twee botten?
A
gewrichtskogel en gewrichtskom
B
houden de botten op hun plaats
C
gaat slijtage tegen, zorgt voor soepele beweging
D
produceert gewrichtssmeer

Slide 20 - Quiz

Wat is de werking van de Kraakbeenlaagje?
A
gewrichtskogel en gewrichtskom
B
houden de botten op hun plaats
C
gaat slijtage tegen, zorgt voor soepele beweging
D
produceert gewrichtssmeer

Slide 21 - Quiz

Wat is de werking van de Gewrichtskapsel?
A
gewrichtskogel en gewrichtskom
B
houden de botten op hun plaats
C
gaat slijtage tegen, zorgt voor soepele beweging
D
produceert gewrichtssmeer

Slide 22 - Quiz

Wat is de werking van de Kapselbanden?
A
gewrichtskogel en gewrichtskom
B
houden de botten op hun plaats
C
gaat slijtage tegen, zorgt voor soepele beweging
D
produceert gewrichtssmeer

Slide 23 - Quiz

Wat is de werking van de spierschede?
A
stevig bindweefsel om een spier
B
meerdere spiercellen samengebundeld
C
bevestigen een spier aan een bot
D
meerdere spiervezels samen

Slide 24 - Quiz

Wat is de werking van de pezen?
A
stevig bindweefsel om een spier
B
meerdere spiercellen samengebundeld
C
bevestigen een spier aan een bot
D
meerdere spiervezels samen

Slide 25 - Quiz

Wat is de werking van de Spiervezels?
A
stevig bindweefsel om een spier
B
meerdere spiercellen samengebundeld
C
bevestigen een spier aan een bot
D
meerdere spiervezels samen

Slide 26 - Quiz

Wat is de werking van de Spierbundel?
A
stevig bindweefsel om een spier
B
meerdere spiercellen samengebundeld
C
bevestigen een spier aan een bot
D
meerdere spiervezels samen

Slide 27 - Quiz

Is kraak been een bewegelijke verbinding of een vaste verbinding?
A
Vast
B
Bewegelijk

Slide 28 - Quiz

Is gewricht een bewegelijke verbinding of een vaste verbinding?
A
Vast
B
Bewegelijk

Slide 29 - Quiz

Is vergroeid een bewegelijke verbinding of een vaste verbinding?
A
Vast
B
Bewegelijk

Slide 30 - Quiz

Is Naad een bewegelijke verbinding of een vaste verbinding?
A
Vast
B
Bewegelijk

Slide 31 - Quiz

Wat hoort bij het zenuwstelsel
A
arm spieren
B
grote hersenen, kleine hersenen

Slide 32 - Quiz

wat is een bundel met uitlopers van zenuwcellen, omgeven door een stevige beschermingslaag
A
Spier
B
Ruggenmerg
C
Impulse
D
Zenuw

Slide 33 - Quiz

Wat is de functie van ruggenmerg
A
geleiden van impulsen
B
Verwerken van impulsen

Slide 34 - Quiz

Bij welk begrip hoort dit kopje: ( functies ruggenmerg) binnenste gedeelte. Bevat cellichamen van schakelcellen en bewegingszenuwcellen
A
Witte stof
B
Grijze stof

Slide 35 - Quiz

Wat doet de werking regelen van spieren en klieren
A
hersenstam
B
Gevoelszenuwen
C
het zenuwstelsel
D
zintuigcellen

Slide 36 - Quiz

Witte stof hoort bij
A
binnenste gedeelte. Bevat cellichamen van schakelcellen en bewegingszenuwcellen
B
buitenste gedeelte. Bevat uitlopers van schakelcellen

Slide 37 - Quiz

Welke boten zitten er in het hoofd
A
lendenwervel
B
ribben
C
ellepijp
D
bovenkaak

Slide 38 - Quiz

hebben kinder veel lijmstof of weinig lijmstof
A
weinig
B
veel

Slide 39 - Quiz

Wat beïnvloedt de stofwisseling, de groei en ontwikkeling van hormonen
A
Hypofysehormonen
B
Adrenaline
C
Schildklierhormoon
D
hypofyse

Slide 40 - Quiz

welke hormoonklier produceert cellen die in de alvleesklier liggen. Produceren glucagon en insuline.
A
Eilandjes van Langerhans
B
Schildklier
C
Bijnieren
D
Hypofyse

Slide 41 - Quiz

welke hormoon stimuleert de groei van de beenderen van het skelet.
A
Hypofyse
B
Hypofysehormonen
C
Groeihormoon
D
Schildklierhormoon

Slide 42 - Quiz

welke hersenen coördineren bewegingen?
A
Hersenstam
B
Kleine hersenen

Slide 43 - Quiz