Wijzer! hoofdstuk 3 les 2 Gewervelde dieren

Kerndoel 40
De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
1 / 32
suivant
Slide 1: Diapositive
BiologieBasisschoolGroep 5

Cette leçon contient 32 diapositives, avec quiz interactifs, diapositives de texte et 1 vidéo.

time-iconLa durée de la leçon est: 45 min

Éléments de cette leçon

Kerndoel 40
De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.

Slide 1 - Diapositive

Kerndoel 40
Groep 3/4:
V E R SC H E I D E N H E I D E N E E N H E I D

  • (delen van) planten en dieren hebben verschillende kenmerken, zoals vorm, kleur, geur 
  • dieren zijn op basis van overeenkomstige kenmerken in te delen in de hoofdgroepen: zoogdieren, vogels, vissen, amfibieën, reptielen, insecten en spinnen

Slide 2 - Diapositive

Kerndoel 40
Groep 3/4:
I N S T A N D H O U D I N G

  • mensen en dieren hebben water, voedsel en beschutting nodig
  • planten hebben voor groei en ontwikkeling voedsel, water, licht en de juiste temperatuur nodig
  • planten en dieren doorlopen verschillende ontwikkelingsstadia
  • planten en dieren passen zich aan aan de seizoenen

Slide 3 - Diapositive

Kerndoel 40
Groep 3/4:
R E L A T I E  M E T  D E  O M G E V I N G

  • het voedsel van mens en dier komt van plant en/of dier
  • de omgeving biedt organismen voedsel, water, licht en leefruimte

Slide 4 - Diapositive

Kerndoel 40
Groep 5/6:
V E R SC H E I D E N H E I D E N E E N H E I D

  • planten en dieren zijn op basis van kenmerken in te delen in soorten
  • planten zijn in te delen in de hoofdgroepen: wieren, mossen, paardenstaarten, varens en zaadplanten
  • eigenschappen en kenmerken van organismen passen bij de omgeving waarin ze leven (schutkleur, vorm)

Slide 5 - Diapositive

Kerndoel 40
Groep 5/6:
I N S T A N D H O U D I N G

  • soortkenmerken worden doorgegeven aan nakomelingen
  • sommige delen van het lichaam hebben een beschermende functie
  • sommige diersoorten vertonen gedaanteverwisseling
  • onderdelen van een plant kunnen uitgroeien tot nieuwe individuen
  • vorm van verspreiding bij planten hangt samen met omgeving

Slide 6 - Diapositive

Kerndoel 40
Groep 5/6:
R E L A T I E  M E T  D E  O M G E V I N G

  • organismen hebben bepaalde relaties in voedselketens
  • een biotoop kenmerkt zich door de aanwezigheid van bepaalde planten en dieren

Slide 7 - Diapositive

Wie heeft er een huisdier ?

Slide 8 - Diapositive

testje...
Klop eens -zachtjes!- op je hoofd....

  • Wat voel je?
  • Hard hè?
  • je voelt natuurlijk BOT
  • dit beschermt je hersenen

Slide 9 - Diapositive

Dit ga je leren: 
  • Ik kan het verschil tussen gewervelde en ongewervelde dieren uitleggen;
  • Ik kan de 5 verschillende gewervelde dierensoorten noemen;
  • Ik weet het verschil tussen warmbloedig en koudbloedig
  • Ik weet welke 3 soorten gewervelde dieren koudbloedig zijn

Slide 10 - Diapositive

Even herhalen

Slide 11 - Diapositive

Dieren met botten
Op aarde leven veel soorten dieren. 
Van het kleinste insect tot de enorme walvissen.

De dieren zijn verdeeld in groepen.
Deze les gaat over de dieren met botten, de gewervelde dieren. 

Slide 12 - Diapositive

Slide 13 - Diapositive

Wat zijn de kenmerken van een zoogdier?
1. ademen door longen
2. hebben haren. Bij dieren noem dit ook wel vacht
3. warmbloedig
4. gewervelde dieren (botten!)
5. drinken melk bij de moeder (dat heet zogen)
6. komen uit de buik van hun moeder
7. leven op land maar ook in zee! (walvissen)

Slide 14 - Diapositive

Slide 15 - Vidéo

Wie weet 2 soorten vogels te noemen die niet kunnen vliegen?

Slide 16 - Carte mentale

Vogels

Een vogel heeft veren.
  • buitenste laag veren houdt water tegen: dekveren
  • warmte: donsveren
  • warmbloedig
  • longen
  • sommige vogels kunnen niet vliegen!

Slide 17 - Diapositive

Waar of niet waar?

Alle vogels leggen eieren.
A
waar
B
niet waar

Slide 18 - Quiz

Waar of niet waar?

Alle vogels kunnen vliegen.
A
waar
B
niet waar

Slide 19 - Quiz

Waar of niet waar?

Vogels hebben verschillende soorten veren.
A
waar
B
niet waar

Slide 20 - Quiz

Vissen
Vissen zijn ook gewervelde dieren.
Zij ademen met hun kieuwen
Hun botten heten graten.
Ze zijn koudbloedig.

Slide 21 - Diapositive

Welk plaatje past het best bij graten?
A
B
C
D

Slide 22 - Quiz

Amfibieën
Kikkers, padden en salamanders zijn amfibieën.
 
  • Amfibieën leven altijd in de buurt van water. 
  • koudbloedig
  • geboren in eitje
  • kikkervisjes leven in het water, hebben kieuwen
  • een volwassen kikker heeft longen
 


Slide 23 - Diapositive

Bij welke groep hoort het dier?
A
amfibieën
B
vissen
C
zoogdieren
D
reptielen

Slide 24 - Quiz

Gewerveld, warmbloedig, veren, longen, leggen eieren.
A
Amfibieën
B
Reptielen
C
Vogels
D
Vissen

Slide 25 - Quiz

Kikkers en padden
Jonge kikkers en padden zijn eerst eitjes. Als ze uitkomen zijn het kikkervisjes.
Later krijgen pootjes en longen!
Zo kunnen ze ook op het land leven.

Dit noem je gedaanteverandering
 

Slide 26 - Diapositive

Waar leven amfibieën?
A
Op het land
B
In het water
C
Op het land en in het water
D
In een kooi

Slide 27 - Quiz

Reptielen
Voorbeeld van reptiel:
Hagedis, slang, schildpad, krokodil. 
  • leggen eieren
  • koudbloedig
  • huid met schubben
  • leven vaak op zand

Slide 28 - Diapositive

Bij welke dierengroep hoort de slang?
A
zoogdieren
B
reptielen
C
vogels
D
amfibieën

Slide 29 - Quiz

Evaluatie van de les

Slide 30 - Diapositive

Noem de vijf gewervelde diersoorten die we vandaag geleerd hebben.

Slide 31 - Carte mentale

5 gewervelde diersoorten
  • zoogdieren
  • vissen
  • vogels
  • amfibieën
  • reptielen

Slide 32 - Diapositive